Beschikbaar zijn, gehoorzaam zijn, volgen, kruis dragen, volharden. Hoe doe je dat als je geroepen bent tot het ambt? En hoe verhoudt Gods roeping van een predikant naar een gemeente zich tot de roeping naar echtgenote en kinderen?
Roeping komt bij God vandaan. Het enige juiste antwoord op die roeping is een houding van beschikbaarheid zijn: ‘Zie, hier ben ik!’ (Jes. 6:8). Beschikbaarheid betekent dat je je eigen wil ondergeschikt maakt aan de wil en de weg van je Zender. Als het daarover gaat, vinden we woorden van onze Heiland in bijvoorbeeld Markus 8. Wanneer de Heere Jezus spreekt over Zijn eigen lijden, verbindt Hij dat onmiddellijk aan de kruisweg die Zijn discipelen hebben te gaan.
Gods tegenstander in de kaart spelen
Petrus wil dat woord over het kruis van Christus niet horen. Jezus echter bestraft hem en zegt: ‘Ga weg achter Mij, satan; want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen.’ Wie Jezus wil afhouden van Zijn kruisweg, speelt de duivel in de kaart. Als dat geldt voor Jezus’ lijdensweg, dan is dat evenzeer van toepassing op de kruisweg van Zijn volgelingen. Wie als dienaar van het Woord zichzelf, zijn vrouw of zijn kinderen wil afhouden van de kruisweg die God met hen wil gaan, speelt ook Gods tegenstander in de kaart. Juist in het kruisdragen wil de Heere Zijn kinderen vormen en gebruiken – en in het bijzonder Zijn dienaren.
Mag het wat kosten?
Wat klinkt er uit Jezus’ mond? ‘Laat wie achter Mij aan wil komen, zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.’ Achter Jezus komen, dat is wel het eerste. Niet voorop, maar achter Hem aan. ‘Leer mij daar te gaan, waarheen Gij Uw treden wendt.’ Achter Hem komen; Hij is er al. Dan kan ik niet achterblijven. Ik heb geen keus. Als Hij er al is, dan moet ik ook.
Dat betekent: jezelf verloochenen, je kruis opnemen en volgen. En besef dat ‘je kruis opnemen’ niet zozeer slaat op de moeilijke weg die je gaat. Het is veel meer kruisdragen door je eigen ik. In Jezus’ dagen was het kruis immers een executiemiddel – niets meer en niets minder. ‘Je kruis opnemen’ betekende je eigen dood tegemoet gaan. Zoals Jezus Zijn kruis droeg, alsook die twee misdadigers met Hem. Dus je eigen dood tegemoet, en dan bedoel ik: de dood aan je eigen ik. Niet meer ‘ik’, maar ‘Hij’. Wat het ook kost.
Mag het wat kosten? Mag het mijn vrouw wat kosten? En onze kinderen? Zou de Heere, als Hij roept, mijzelf, mijn vrouw en ook onze kinderen niet door dat kruis heen Zijn weg willen leren? Zoals de schrijver van Hebreeën zegt: ‘…opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid’ (12:10)?
Vertrouwend zien op Hem
In de Schriften heeft roeping alles te maken met gehoorzaamheid. We lezen van Samuël, die als jongeman door God wordt geroepen, waarbij uiteindelijk maar één reactie overblijft: ‘Spreek, want Uw dienaar luistert!’ (1Sam. 3:10), oftewel: Uw dienaar ‘geeft gehoor…’!
In de Hebreeënbrief komen Oude en Nieuwe Testament op dit punt nadrukkelijk samen. In Hebreeën 11 klinkt het getuigenis over Abraham: ‘Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen (!) werd, gehoorzaam geweest. (…) Hij is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou…’
‘Door het geloof’, zo klinkt het daar steeds opnieuw. Leven door het geloof is: leven door vertrouwend te zien op wie de Heere is. Het gaat om die Heere, over Wie het in 2 Korinthe 5 klinkt – nog vóór er sprake is van de bediening van de verzoening: ‘Die ons met Zichzelf verzoend heeft’. Vertrouwend op die God is Abraham gegaan, ‘toen hij geroepen werd’. Geroepen van de andere kant. Geroepen van Gods kant. ‘Door de gemeente en mitsdien van Godswege’, zo belijden we.
Gehoorzaamheid
Als de roep vanuit de gemeente komt en die roep weerklank vindt in je hart, als je de stem van God erin hoort en er coram Deo – voor het aangezicht van God – geen gegronde reden is om die roepstem naast je neer te leggen, dan heb je met Abraham ‘gehoorzaam te zijn’.
In ‘gehoorzamen’ zit iets van ‘gehóór geven’. Antwoord geven. Zoals Jesaja sprak: ‘Zie, hier ben ik.’ Maar niet alleen dat. Het gaat ook om het gelovig opvolgen van Gods roepstem, in gehoorzaamheid. Niet omdat ik het snap of voel of overzie, maar omdat God mij roept.
De gelovige gehoorzaamt en de gehoorzame gelooft. Op roeping is ten diepste maar één antwoord mogelijk: gehoorzaamheid.
Laat wie achter Mij aan wil komen, zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Zalig hij die durft geloven, ook wanneer het oog niet (over)ziet. Ik bedoel geen ‘blinde gehoorzaamheid’, maar wel ‘geloofsgehoorzaamheid’. Gehoorzamen terwijl je het oog gericht houdt op de Heere Jezus. ‘De Meester is daar al, en Hij roept u.’
Geroepen vrouw en kinderen
En mijn vrouw dan? En onze kinderen? Daar worstel je mee. Het snijdt bij tijden door je vaderhart. Door je domineeshart. Het is de (vaak stille) worsteling in de pastorie. En toch…
Als God mij roept, dan weet Hij dat Hij ook mijn vrouw en onze kinderen roept. Het is voor Hem geen verrassing dat er een vrouw achter mij staat, en kinderen. Hij heeft hen immers eerst aan mij gegeven? Hij weet wat Hij doet.
Als getrouwde man, als vader in het gezin, ligt mijn eerste roeping bij de vrouw met wie ik ben getrouwd. Aan haar gaf ik als eerste mijn ja-woord, voor Gods aangezicht. Daarna kwamen onze kinderen, met wie wij aan de doopvont stonden. Daarna klinkt mijn ja-woord voor de gemeente, waarin God ons plaatst. Die volgorde blijft staan – ook als ik de roep van God naar een gemeente volg.
"*" geeft vereiste velden aan