Jezus noemt Johannes de Doper de Elia die zou komen om Zijn komst voor te bereiden. Daarbij zegt Hij dat de Schrift spreekt over de terechtstelling en het sterven van deze voorloper. Maar waar vinden we dat precies terug in het Oude Testament?
Als Jezus met drie van Zijn leerlingen van de berg van de verheerlijking afdaalt, stellen zij Hem de vraag waarom de schriftgeleerden zeggen dat Elia eerst moet komen (Mark. 9:11). De leerlingen doelen op de verwachting van de komst van Elia, zoals aangekondigd in de slotverzen van het boek Maleachi.
Jezus antwoordt dat Elia al gekomen is, “en ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat” (Mark. 9:13). Al eerder in het Evangelie is Johannes de Doper op één lijn gesteld met Elia (Mark. 1:6). De leerlingen zullen dan ook begrepen hebben dat het over hem gaat en dat Jezus specifiek verwijst naar de terechtstelling en dood van de profeet (Mark. 6:14-29).
Vurige wagen
Waarop doelen de woorden “zoals over hem geschreven staat”? Nergens in het Oude Testament wordt immers gezinspeeld op het lijden of de dood van Elia. Integendeel: Elia is helemaal niet gestorven, maar werd met een vurige wagen levend in de hemel opgenomen (2 Kon. 2:11). Bijbelcommentaren worstelen dan ook met deze vraag, en het tekstverband in Markus 9 biedt geen directe aanwijzingen.
Wel heeft Markus enkele hoofdstukken eerder verteld over de dood van Johannes (6:14-29) en het ligt dan ook voor de hand dat we in dat tekstgedeelte de sleutel vinden tot het begrijpen van de verwijzing naar de Schrift. In wat volgt, bespreek ik de twee belangrijkste verklaringen die in Bijbelcommentaren worden voorgesteld op basis van die passage. In de bundel Bevrijding en verwachting, die verscheen bij het emeritaat van prof. dr. Mart-Jan Paul, heb ik betoogd dat zich op die manier bovendien nog een derde mogelijke uitleg aandient.
Achab en Izebel
Sommigen hebben gesuggereerd dat de verwijzing slaat op Achab en Izebel. De confrontatie van Johannes de Doper met Herodes en Herodias roept bij moderne lezers immers gemakkelijk die associatie op. In beide verhalen is er een koningin die de profeet wil doden, terwijl de koning zelf een ambivalente houding aanneemt, maar de profeet uiteindelijk niet beschermt.
Toch lijkt deze uitleg binnen de context van het Markusevangelie minder waarschijnlijk. In zijn beschrijving van de dood van Johannes de Doper zinspeelt Markus nergens op Izebels dreiging aan het adres van Elia (1 Kon. 19), maar kiest hij voor een heel ander taalgebruik. Dat is opvallend, want – zoals verderop zal blijken – Markus is uitstekend in staat om oudtestamentische bewoordingen in zijn tekst te verwerken.
Bovendien blijft de parallel oppervlakkig: in de tekst zelf wordt niet Herodias, maar Herodes verantwoordelijk gehouden voor de dood van Johannes (Mark. 6:16). Ook in andere vroegjoodse geschriften uit de tijd van het Nieuwe Testament wordt bij Elia nergens herinnerd aan Izebels dreiging. Elia wordt daar juist herinnerd om zijn wonderen, zijn ijver voor de Thora en zijn rol als eschatologische wegbereider. Nergens verschijnt hij als slachtoffer van vervolging. Dat maakt het dan ook weinig aannemelijk dat de verwijzing naar het Oude Testament in Markus 9:13 zou slaan op Achab en Izebel.
Vervolging van profeten
Een tweede verklaring ziet de verwijzing in Markus 9:13 als een verwijzing naar de traditie van de vervolging van profeten. Voor deze uitleg valt inderdaad veel te zeggen. Het thema van de profetenvervolging komt al naar voren in het Oude Testament (Neh. 9:26), en in de eeuwen daarna circuleerden uiteenlopende tradities over de wijze waarop verschillende profeten aan hun einde zouden zijn gekomen.
Op een van deze tradities, Jesaja die op last van koning Manasse met een boomzaag doormidden zou zijn gezaagd, wordt ook gezinspeeld in het Nieuwe Testament (Hebr. 11:37). Uit allerlei geschriften blijkt dat het thema van de vervolging van profeten in de tijd van het Nieuwe Testament springlevend was (vgl. Matth. 23:29-37; Luk. 6:23; Hand. 7:52).
In Markus 6 speelt het thema van de minachting en de vervolging van profeten inderdaad een duidelijke rol. Wanneer Jezus in Nazareth geen gehoor vindt, zegt Hij – vermoedelijk in de vorm van een spreekwoord: “Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis” (Mark. 6:4). Aansluitend zendt Hij Zijn leerlingen uit en bereidt Hij hen erop voor dat ook zij met tegenstand te maken zullen krijgen (Mark. 6:11).
Nog voordat de leerlingen terugkeren (Mark. 6:30), vertelt Markus over de dood van Johannes de Doper. Dat verhaal wordt voorafgegaan door een discussie over de identiteit van Jezus: is Hij Elia, of een van de profeten van vroeger? Herodes is daarentegen resoluut: “Dit is Johannes die ik onthoofd heb; die is uit de doden opgewekt” (Mark. 6:16). Zo verbindt Markus door een reeks associaties de dood van Johannes de Doper – waarover Markus 6:14-29 bericht en waarop Jezus in Markus 9:13 teruggrijpt – met het bredere thema van de verwerping van profeten.
Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis
Maaltijden in Esther
Voor zover mij bekend is de verwijzing naar het Oude Testament in Markus 9:13 nog niet eerder onderzocht vanuit het perspectief van het oudtestamentisch taalgebruik in Markus’ weergave van de dood van Johannes de Doper in hoofdstuk 6. Toch werpt juist deze benadering een interessante mogelijkheid op. In Markus’ beschrijving van de maaltijd van Herodes zijn namelijk verschillende toespelingen te herkennen op maaltijdscènes uit het boek Esther. Lezers van Markus zullen deze verwijzingen ongetwijfeld hebben herkend: het Poerimfeest werd immers al sinds de Makkabeeëntijd gevierd (2 Makk. 15:37: “de feestdag van Mordechai”), en ook Josephus vermeldt de jaarlijkse viering ervan. Waarschijnlijk werd toen al de Estherrol gelezen; in elk geval beschouwt het Misjnatraktaat Megilla het lezen van de rol als een vast onderdeel van het feest.
Herodes’ woorden “Wat je van mij ook maar vraagt, ik zal het je geven, tot zelfs de helft van mijn koninkrijk” (Mark. 6:23) lijken rechtstreeks ontleend aan Esther 5:3. Ook de dansende dochter van Herodias doet denken aan het boek Esther, waar Vasthi wordt bevolen te dansen, wat zij – in tegenstelling tot Herodias’ dochter Salomé – overigens weigert.
Behagen
De theoloog Roger Aus wijst er bovendien op dat ook het woord “behagen” uit Markus 6:22 de associatie met het boek Esther versterkt; als Esther wordt geïntroduceerd, komt dit woord veelvuldig voor (Esth. 2:4, 9, 14, 15, 17). De rabbijnse traditie stelt onomwonden dat Vasthi vanwege haar weigering ter dood gebracht werd. Hoe oud deze traditie is, is moeilijk vast te stellen.
Opmerkelijk is wel dat volgens een midrasjtraditie het hoofd van Vasthi “op een schaal” (bedîsqûm) wordt binnengedragen. De overeenkomst is zo specifiek dat deze ondanks het tijdsverschil van zo’n zeshonderd jaar wel als aanwijzing is gezien dat de traditie van Vasthi’s hoofd op een schotel in de eerste eeuw al bestaan kan hebben.
"*" geeft vereiste velden aan