Waar bent u naar op zoek?

Aanbidding kenmerkt de christelijke gemeente

Danken in het donker

Ds. C.H. Hogendoorn
Door: Ds. C.H. Hogendoorn
Kerk
30-10-2025

Hoe houdt de christelijke gemeente dankdag? We beleven apocalyptische tijden. Ergens daagt het besef dat onze kinderen en kleinkinderen het weleens minder goed kunnen krijgen dan wij. Oorlogen die uitgevochten worden, toenemende dreiging vanuit Rusland, oplopende polarisatie in eigen land. Danken in het donker, hoe doe je dat?

Het laatste Bijbelboek geeft een verrassend antwoord op de vraag hoe we als kerk in bizarre tijden kunnen overleven. Dat is, met een wat lastig te vertalen Engels woord: worship, meestal vertaald als aanbidding. Dát behoort onze manier van leven te zijn, niet ondanks, maar vanwege de draken, demonen en donderslagen. Het vormt een van de grote lessen van het boek Openbaring. Opmerkelijk is dat er veel aanbidding in de Apocalyps te horen en te zien is, en dat dit steeds samenhangt met de aankondiging en uitvoering van Gods oordelen. Maar schalen van Gods toorn en de aanbidding van de christelijke gemeente – gaan die samen op?

Fascinatie

De christenheid grijpt in barre tijden vaak terug op het laatste Bijbelboek. Dat valt te begrijpen, al moeten we twee dingen goed bedenken. Het eerste: geen ander boek uit het Nieuwe Testament is zó doorweven van het Oude Testament als Openbaring. Er zijn meer dan vijfhonderd verwijzingen naar het Oude Testament te vinden – in de ruim vierhonderd verzen. Er is, zogezegd, geen draak die Johannes noemt die niet ook al in het Oude Testament voorkomt.

Het zal geen toeval zijn dat Openbaring het sluitstuk vormt van de canon – al is dat niet zonder slag of stoot gegaan. Gechargeerd gezegd: je mag pas beginnen met het lezen van Openbaring nadat je de voorgaande vijfenzestig boeken doorgelezen hebt.

De tweede opmerking is minstens even belangrijk. Wie naar het laatste Bijbelboek grijpt met de bedoeling antwoorden te vinden op de verbijsterende gang van zaken om ons heen, loopt spoedig vast. Of hij ontspoort in duidingen die fantastischer zijn dan de schrikwekkende taferelen die Johannes ons schildert. Wat mij betreft, kan een grote stapel boeken over Openbaring regelrecht naar het oud papier, eenvoudigweg omdat de auteurs ervan over het begin heen lezen. Het gaat om de Apocalyps van Jezus Christus (1:1). We lezen de uitdrukking zó dat ze niet alleen betekent dat de onthullingen die God doet van de Heere Jezus afkomstig zijn. Dat is uiteraard het geval: Johannes is de schrijver, maar de Heere Jezus is de Auteur. Maar ook wil de aanhef duidelijk maken dat het boek Openbaring in de eerste plaats onthult Wie de Heere Jezus is. Dát te weten is voor de christelijke gemeente urgent – uit welke hoek de gure wind ook waait. En dat verklaart de worship die het laatste Bijbelboek als zuurdesem doortrekt. Het is een opmerkelijk feit dat een oude Ethiopische canonlijst het boek Openbaring direct na de vier Evangeliegeschriften een plaats geeft. Niet eens zo gek: onthullen de vier Evangelieschrijvers ons de Heere Jezus in Zijn aardse bediening, het boek Openbaring onthult Wie Hij is en wat Hij doet in Zijn hemelse bediening.

Eredienst

Het is min of meer gemeengoed onder uitleggers om het boek Openbaring nauw te verbinden met de eredienst in de vroegchristelijke gemeenten. Daar is veel voor te zeggen. Hoe dan ook moet de Apocalyps hardop worden voorgelezen (1:3). Voortgaand onderzoek maakt duidelijk dat het laatste Bijbelboek – overigens, alle boeken van het Nieuwe Testament – gehóórd moet worden. Stel je voor: kleine christelijke gemeenschappen, van maximaal vijftig tot honderd man – in de metropool Efeze met bijna een half miljoen inwoners – niet in prachtige kerkgebouwen, maar in schuilplaatsen, catacomben en kelders. Hier wordt tegenover het dwingende narratief van de Romeinse totaalstaat een alternatief verhaal voorgelezen. Over Hem Die op de troon zit, het Lam Dat geslacht is en de gemeente die volhardt in aanbidding. Zulke dingen hoor je dan ook alleen in de kerk, in de gemeente van Christus. Het boek Openbaring lost niets op, vormt evenmin een spoorboekje voor de toekomst. Maar het wijst het donker als donker aan, noemt draak en duivel bij de naam. En het wijst een weg hoe als kerk te overleven. In één woord: aanbidding.

Er is geen draak die Johannes noemt die niet ook al in het Oude Testament voorkomt

Lofzang

Hoewel eredienst een belangrijk thema is in het Nieuwe Testament, kun je gerust zeggen dat het nergens zo’n gerichte focus ontvangt als in Openbaring. Daarbij valt op dat de zogenaamde ‘worship-scènes’ afgewisseld worden door gedeelten die gaan over Gods finale oordelen (bijv. Openb. 7:9-12; 11:15-17; 12:10-12; 14:3-7 en 15:3-4). Het is niet zo dat de lof op Christus gezongen wordt ná de strafgerichten, maar de aanbidding stijgt als wierook op wanneer Gods oordelen zich, vaak op een bizarre manier, ontladen op mens en wereld. Tussendoor: de verschillende hymnen (lofzangen) in Openbaring presenteren een hoge visie op God en de Heere Jezus. Indirect wil dat leiden tot een hoge en hogere waardering van de eredienst.

Er zijn diverse voorstellen gedaan om de oorsprong en plaats van de verschillende hymnen in het boek Openbaring te verklaren. Het beste is om ze te beschouwen als een integraal onderdeel van het laatste Bijbelboek.

We gaan iets dieper op deze vroegchristelijke hymnen in. Buiten-Bijbelse bronnen, zoals de Eerste Apologie van Justinus de Martelaar (begin tweede eeuw) en de beroemde briefwisseling tussen Plinius en de Romeinse keizer Trajanus (eveneens uit die tijd: tegelijk ons eerste verslag van de vroegchristelijke eredienst), maken duidelijk dat de aanbidding – in beurtzang – het beslissende element vormde in de liturgie van de vroege christenheid. Grondig onderzoek van de Duitse geleerden Kroll en (later) Deichgräber bracht helder aan het licht dat de volstrekte concentratie op het werk en de persoon van Christus binnen de vroegchristelijke eredienst uniek genoemd mag worden. Dat viel ook de buitenwereld op. De Griekse filosoof Celsus (eind tweede eeuw) verweet de christenen er een buitensporige, excessieve eredienst op na te houden, juist vanwege hun claim op de godheid van Christus. Het is daarbij het vermelden waard dat de vroegchristelijke hymnen niet gecomponeerd werden volgens de gebruiken van de toenmalige Griekse poëzie, maar gestoeld waren op het Psalmboek.

Dit artikel gratis verder lezen?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en lees de volledige tekst van dit artikel.

"*" geeft vereiste velden aan

Ds. C.H. Hogendoorn
Ds. C.H. Hogendoorn

uit Zwolle is redactielid van De Waarheidsvriend.