Waar bent u naar op zoek?

Wie betaalt, bepaalt?

(In)spanning in het onderwijs

Ds. J.W. Verboom
Door: Ds. J.W. Verboom
Onderwijs
23-10-2025

Hoe dragen christenen bij aan de democratie? Door te staan voor grondrechten, zoals vrijheid van onderwijs. In het licht van de komende politieke verkiezingen is het daarom van belang om principieel te stemmen, betoogt ds. J.W. Verboom uit Apeldoorn.

De recente uitzendingen van Nieuwsuur op maandag 29 september en dinsdag 30 september over schurende waarden in het onderwijs op reformatorische en islamitische scholen staan in een rij van terugkerende berichtgeving over dit thema.

In 2020 ging het in de politiek over toelatingsbeleid en identiteitsverklaringen, waarbij toenmalig minister van Onderwijs Arie Slob aangaf dat scholen deze mogen vragen te ondertekenen door ouders, mits deze de veiligheid van leerlingen waarborgt. En in 2019 heeft Nieuwsuur een gelijksoortige uitzending verzorgd. Toen ging het over het onderwijsmateriaal met betrekking tot seksuele vorming dat wordt gebruikt op sommige islamitische scholen. Nog eerder, in 2016, zei Jan Roos, destijds partijleider van Voor Nederland (VNL): ‘Er mag geen cent belastinggeld meer naar religieuze scholen. Joodse, christelijke of islamitische scholen mogen best blijven bestaan, maar dan moeten ze zichzelf bedruipen.’

Deze redenering is typerend. De gedachte hierachter is dat onderwijs dat door de overheid wordt betaald ook ‘waardeneutraal’ en ‘religieneutraal’ hoort te zijn. Iets eenvoudiger gezegd: Wie betaalt, bepaalt.

Schoolstrijd

De vrijheid van onderwijs, die in de Nederlandse grondwet in artikel 23 staat beschreven als een grondrecht, blijft al met al een onrustig bezit. Het lijkt wel een voortdurende schoolstrijd. De schoolstrijd liep in 1917 uit op gelijke bekostiging door de overheid van openbaar en bijzonder onderwijs. Dat christelijk en reformatorisch onderwijs wordt vergoed uit de openbare kas zie je bijna nergens ter wereld. Daar mogen we zeer dankbaar voor zijn. Laten we daarom goed met artikel 23 omgaan. Niet als een defensief schild om onze invulling van onderwijs te verdedigen, maar als een verantwoordelijkheid om richting de samenleving transparant te zijn in wat we op school doen en hoe we in christelijk-reformatorisch onderwijs juist willen bijdragen aan de democratische rechtsstaat.

Artikel 23

In het Nederlandse rechtsbestel is er veel beschreven over veilig onderwijs in het spanningsveld tussen kind, ouders, kerk en samenleving. In artikel 23 van de grondwet staat opgenomen dat het bijzonder onderwijs ‘vrijheid van richting’ heeft (23.5). Ook zegt de grondwet ‘dat de deugdelijkheid van zowel bijzonder alsook openbaar onderwijs wordt gewaarborgd’ waarbij bij ‘de vrijheid van het bijzonder onderwijs de keuze betreffende de leermiddelen en de aanstelling van de onderwijzers wordt geëerbiedigd’ (23.6). Er is zogezegd vrijheid van richting, én van inrichting in het bijzonder onderwijs.

Hoe belangrijk en breed gedragen dit grondrecht voor de breedte van Nederland is, ervaren we als we bedenken dat de meerderheid van de scholen uit bijzonder onderwijs bestaat. Van de 6539 scholen (basis- en voortgezet onderwijs samen genomen) zijn er zo’n 4522 bijzondere scholen, waarvan 3974 christelijke scholen en daarvan 168 reformatorische scholen.

Van 'een recht om verschillend' te mogen zijn, verandert het naar 'een plicht om gelijk' te zijn

Burgerschapsvorming

Voor het waarborgen van ‘de deugdelijkheid’ van het onderwijs wordt aan de hand van de Wet op onderwijstoezicht (2002) actief toezicht gehouden door de onderwijsinspectie. Vanuit het advies van de onderwijsinspectie kwam in 2006 de burgerschapsopdracht. Dit is de wettelijke verplichting voor scholen om bij te dragen aan sociale samenhang in de samenleving.

Omdat deze opdracht te veel openliet, kwam er in 2021 een aanscherping met de Wet op burgerschapsonderwijs. Deze wet verplicht scholen om actief bij te dragen aan kennis en respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Het gaat hierbij om waarden als tolerantie, non-discriminatie, autonomie, wederzijds respect, zich gebonden weten aan de regels van de rechtsstaat en om een democratische houding. Maar wat is ‘goede’ burgerschapsvorming en wie bepaalt dat? In een analyse van twintig jaar burgerschapsvormingsbeleid stelt Piet van der Ploeg (pedagoog en filosoof van onderwijs en opvoeding) dat burgerschapsvorming eenzijdig en instrumenteel ingevuld wordt. Bij de huidige economisering van het onderwijs staat burgerschapsvorming vooral in het kader van socialisatie (bijdragen aan de samenleving) en veel minder van individuele persoonsvorming. Er is een langzame verandering gaande in het beleid van burgerschapsvorming, stelt Berend Kamphuis, oud-bestuurder van Verus (vereniging van katholiek en christelijk onderwijs met zo’n vierduizend scholen): ‘Van ‘een recht om verschillend’ te mogen zijn, verandert het langzaam naar ‘een plicht om gelijk’ te zijn.’

Gezonde spanning

In Nieuwsuur ontbreekt de stem van de onderwijsinspectie. Want zij heeft wel dit onderzoek gedaan naar de manier waarop scholen invulling geven aan thema’s waarover verschillend wordt gedacht, met name als de opvattingen van scholen (bijvoorbeeld over schepping en evolutie, de positie man/vrouw, homoseksualiteit, autonomie, etc.) heel anders zijn dan die in de meerderheid van de samenleving. De uitkomsten zijn te lezen in het themaonderzoek Burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen (2020)

Past de invulling die scholen aan deze onderwerpen geven binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat? In het themaonderzoek is te lezen dat er nauwelijks situaties zijn gevonden die ermee in strijd zijn. Ook het lesmateriaal is in orde. Bij de invulling van het onderwijs handelen scholen binnen wettelijke grenzen. Waar Nieuwsuur zijn uitzending heel gekleurd ‘botsende boodschappen in religieus onderwijs’ noemt, wordt die botsing door de onderwijsinspectie niet zo ervaren. Er is wel spanning. Maar een spanning is iets anders dan een botsing. Een spanning vraagt om balanceren, manoeuvreren en transparant communiceren. Bij een gezonde spanning kunnen beide waarden in een goed gesprek naast elkaar bestaan. Een botsing levert schade op en doet denken aan een worstelwedstrijd waarbij de ene waarde (artikel 1 van de grondwet) zou moeten winnen van de andere waarde (artikel 23), of andersom. Door het orthodoxe onderwijs te typeren als ‘botsend’, brengt Nieuwsuur een belastend en beledigend frame aan. Nieuwsuur zet de input van reformatorisch onderwijs tegenover de input vanuit burgerschapsvorming vanuit de overheid. Terwijl dit in de praktijk een en-en is en niet een of-of.

Wel blijkt uit het recente jaarlijkse rapport Staat van het Onderwijs dat 55 tot 60 procent van de scholen het burgerschapsonderwijs niet op orde heeft en dat het onvoldoende afgestemd is op de context van hun leerlingen. Dit geldt in de breedte van het gehele onderwijs.

Kansen

Met alle kritiek op de journalistiek van Nieuwsuur kunnen we in dit licht ook onszelf de vraag stellen: Kunnen orthodoxe scholen leerlingen de burgerschapsvorming bieden die nodig is om respectvol te participeren in de Nederlandse samenleving? Dit vraagt inspanning van onderwijzend personeel. Velen zetten zich er actief voor in. Tegelijk spreekt prof. Roel Kuiper in dit licht over een ‘articulatietekort’ (2020). Een deel van de docenten vindt het moeilijk om diepere (geloofs)overtuigingen op een spontane en natuurlijke manier te betrekken op de jongere mens en zijn staan in de maatschappij. Dit is een probleem, juist omdat het onderwijs de pedagogische opdracht heeft om kinderen en jongeren te vormen als mens.

Kun je als docent in de klas tolerantie en respect voor andere levensovertuigingen bespreekbaar maken en overdragen? En kunnen we in het christelijk-reformatorische onderwijs tegenover het autonomie-ideaal een rijk leven in christelijke vrijheid voor God schetsen? En hoe verklaar je de Bijbelse verhouding man-vrouw in goede, communiceerbare taal in het licht van het gelijkheidsbeginsel van artikel 1? Spreken we over ‘de onderdanigheid van de vrouw’ in het licht van onderdanigheid aan elkaar (Ef. 5:21), waarbij de man zich volstrekt aan de vrouw overgeeft, zoals Christus aan Zijn gemeente (Ef. 5:25)?

Er liggen kansen om de school nog veel meer een plaats van op de tijd betrokken geestelijke vorming te laten worden. Daarbij moet er geen dualisme zijn tussen wat jongeren op school leren en wat ze in de samenleving horen, maar een respectvolle spanning waarin jongeren thuisraken.

Het gesprek over de verschillende waarden en hoe christenen zich (getuigend) tot andersdenkenden in de samenleving verhouden is zó wezenlijk. Jongeren verlangen hiernaar! In dat gesprek vertrouwen geven aan docenten en denkruimte geven aan jongeren binnen de klas is belangrijk.

Pedagogische geborgenheid

Ook aan de kerken vraagt dit om de juiste voeding te geven aan scholen. Kerken en scholen staan rond dezelfde jongeren. De zorg voor het lichaam van Christus houdt niet op als we de kerk uitgaan, maar dat lichaam van Christus wordt ook op school gevoed en verzorgd.

Waardevol is dat de overheid daarbij een legitieme rol heeft als hoeder van kwaliteit en rechtsgelijkheid, tegelijkertijd begrenst artikel 23 de overheid. Zij mag niet de richting en de inrichting bepalen. Het bijzonder onderwijs is geen uitvoerder van seculier beleid, maar drager van een eigen pedagogische en theologische visie. In die visie vormen gezin, kerk en school een driehoek, in het belang van het kind. In de ‘pedagogische geborgenheid’ (G. Bertram-Troost) van een school die in het verlengde ligt van de thuissituatie presteren kinderen beter. Pedagogische vrijheid zorgt zelfs voor hogere leeropbrengsten!

Bijdragen

Christenen hebben geen geheimen. We mogen uitstralen: kom maar in de school kijken! We willen ons in liefde aan de waarheid houden en mogen zo toegroeien naar Hem die het Hoofd is, namelijk Christus (Ef. 4:15). Juist daarom is het van belang dat christelijke en reformatorische scholen transparant zijn over hun missie, zich inspannen en tegelijk standvastig blijven in hun geestelijke roeping.

Wat kunnen wij nog meer doen? In het licht van de komende politieke verkiezingen principieel stemmen voor de vrijheid van onderwijs. Als christen staan we voor grondrechten. Niet om los te zingen van die democratie, maar juist om aan deze democratie bij te dragen. En zo zijn grondrechten ook bedoeld.

Ds. J.W. Verboom
Ds. J.W. Verboom

is predikant van de hervormde gemeente te Apeldoorn en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.