Waar bent u naar op zoek?

Boekje van dr. Graafland daagt uit om prediking opnieuw te doordenken

Verschuivingen

Tineke van der Waal
Door: Tineke van der Waal
Prediking
19-06-2025

Zestig jaar geleden publiceerde dr. C. Graafland zijn 'Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking'. Het boekje leidde tot felle reacties. Is er in zes decennia zoveel veranderd dat de commotie van toen je vandaag kan verbazen?

Leiders in gereformeerdebondskring schrokken zes decennia geleden niet terug voor een stevige interne polemiek. Wie nummers van De Waarheidsvriend uit 1965 en 1966 doorbladert, raakt verzeild in een boeiende maar felle theologische discussie. Het boekje van dr. Graafland (1928-2004), die dan hervormd predikant in Veenendaal is, blijkt eerder een wespensteek dan zomaar een steen in de vijver. Waarom eigenlijk?

Verschuivingen heeft veel weg van een geschrift, bijna een pamflet. Het telt niet meer dan tachtig pagina’s en is een pleidooi voor een andersoortige prediking. Het betoog is opvallend transparant en er zit geen woord Spaans bij. De hervormde theoloog Graafland promoveerde een aantal jaren eerder op een onderzoek naar de geloofszekerheid in de Reformatie en Nadere Reformatie. Hij benoemt en beoordeelt enkele theologische verschuivingen die zich volgens hem aan het voltrekken zijn – wat hem betreft de goede kant op.

Die veranderingen zijn geen afwijkingen van de oude, klassiek-gereformeerde prediking, maar juist een terugkeer, ‘een opnieuw leven uit de bronnen van de Schrift en in aansluiting daaraan van de Reformatie’. Graafland signaleert vier belangrijke ontwikkelingen, die hij stuk voor stuk ook toejuicht.

Verstandelijk systeem

Allereerst neemt hij een herwaardering van het verbond waar. Lange tijd kreeg de uitverkiezing eenzijdig de nadruk, wat leidde tot een prediking die haar appellerende kracht verloor, aldus Graafland. De overaccentuering van de verkiezing zou de gemeente in een keurslijf hebben gebracht, ‘waarin zij niet kan ademen, niet kan leven’. Maar Graafland ziet een kentering: meer aandacht voor het verbond, de belofte, de doop en de zichtbare gemeente.

Zijn tweede waarneming (en pleidooi) is een andere kijk op de verhouding tussen wet en evangelie. Te vaak, zo stelt hij, wordt eerst de wet gepreekt, om zondebesef te wekken, en pas daarna volgt het evangelie. Die vaste volgorde leidt volgens hem tot een verstandelijk systeem dat de dynamiek van de Schrift tekortdoet. Bovendien biedt een wettische prediking de vrome mens ruimte om zijn godsdienstigheid als fundament te zien, waardoor de genade in gevaar komt. Graafland pleit daarom voor een benadering waarin de wet niet losstaat van, maar ingebed is in het evangelie. Tot zijn vreugde ziet hij dat ook deze visie steeds meer terrein wint.

Vervolgens gaat de theoloog in op het verschil tussen beschrijvende en directe prediking. Ook hier ziet hij een positieve ontwikkeling: steeds vaker klinkt een directe, tot de gemeente gerichte prediking. Te vaak zou het geloofsleven tot in detail beschreven worden, zonder dat de hoorder er persoonlijk bij betrokken werd. ‘Men behandelt het geloofsleven van de kinderen Gods, men stippelt de weg uit, waarlangs de mens tot het geloof kan komen en verder richt men een waarschuwing tot de onbekeerden.’ Graafland benadrukt dat echt bevindelijke prediking de hoorder direct aanspreekt en confronteert met het Woord van God in zijn concrete leven.

Tot slot ziet hij een groeiend besef dat geloof niet alleen een innerlijke zaak is, maar ook tot uiting komt in het alledaagse leven. Prediking richt zich steeds meer op levensheiliging en het navolgen van Christus in het dagelijks bestaan.

Een opnieuw leven uit de bronnen van de Schrift en in aansluiting daaraan van de Reformatie

Wegzinken in het moeras

Wie als hervormd-gereformeerd gemeentelid in 2025 Graaflands betoog leest, kan zich waarschijnlijk goed vinden in zijn gedachtegang. Toch oogst het na verschijning felle reacties vanuit gereformeerdebondskring. Ds. G. Boer, destijds voorzitter, neemt het op voor de blijvende betekenis van de gereformeerde traditie, ook van de Nadere Reformatie, en spreekt zijn zorgen uit over de brede publiciteit die Verschuivingen krijgt. Waar hij eerder Graafland drie keer in een nieuwe gemeente bevestigde, gebeurt dat niet meer als de laatste van Veenendaal naar Amsterdam gaat. Ds. Boer geeft zelfs aan te vrezen dat Graafland in Amsterdam ‘verloren’ zou zijn en zou wegzinken in ‘het moeras van de midden-orthodoxie’.

Ook ds. J. van Sliedregt spreekt zich duidelijk uit. In een briefwisseling met Graafland in De Waarheidsvriend schrijft hij: ‘Als collega Graafland meent dat zijn Schriftbeschouwing, zoals die in zijn schrijven naar voren komt, het Schriftgeloof onaangetast laat, dan vraag ik me af of hier onze wegen toch niet scheiden. Dan heb ik een ander Schriftgeloof dan collega Graafland. Ik kan het niet anders zien.’

De situatie wordt gaandeweg onverkwikkelijker. Er volgt een open brief, waarin meer dan dertig predikanten laten weten zich achter Graafland te scharen. Daarop reageert het hoofdbestuur op zijn beurt met een verweer in zeven punten.

Ook in het Gereformeerd Weekblad is kritiek te lezen. De hervormde predikant J. van der Haar schrijft dat Graafland ‘barthiaanse’ en dus gevaarlijke opvattingen hanteert.

Ruk aan het roer

Het is duidelijk dat Graafland in zijn boek niet primair het gesprek zoekt, maar wil confronteren – een tegendraadse positie ligt hem. Toch zijn de heftige reacties van toen met de afstand van vandaag moeilijk te begrijpen. De tijd is kennelijk behoorlijk veranderd. Graaflands pleidooi betekende voor de gereformeerdebonders waarschijnlijk een ruk aan het roer om een nieuwe richting in te slaan.

Tegelijk is het waar dat Graafland de Gereformeerde Bond uitdaagt en met serieuze verwijten in het defensief drukt. Zo zou de Gereformeerde Bond met de rug naar het hier en nu staan. Maar een houding van isolement en cultuurmijding biedt geen toekomst, aldus Graafland. De wereld verandert snel en hervormd-gereformeerden kunnen zich daar niet aan onttrekken. Hij wijst op actuele thema’s als de vrouw in het ambt, een vernieuwde Schriftbeschouwing en een meer open houding ten opzichte van de cultuur. ‘De wereld en ook de kerk worden opgenomen in een razendsnelle ontwikkeling, die geen enkel terrein van de maatschappelijke én geestelijke werkelijkheid ongemoeid laat’. Verschuivingen dringt aan op bezinning op deze vragen, om te voorkomen dat de hervormd-gereformeerde beweging sektarische trekken krijgt.

Verstarring

Graafland ziet de Nadere Reformatie als de oorzaak van de ‘verstarring’ in de hervormd-gereformeerde prediking. Hij kwalificeert deze beweging, die de Reformatie ‘nader’ (dieper) wilde doordenken en doorleven, als ‘het meest heilloze’ uit de na-reformatorische ontwikkeling. De koppeling van piëtisme aan orthodoxie leidde in zijn ogen tot een verstandelijke benadering van het geloof. Het innerlijk leven van de mens werd daarbij in allerlei kenmerken en fasen ontleed – als op een operatietafel.

De bekende hervormd-gereformeerde predikant I. Kievit (1887-1954) onderkende volgens de predikant dit gevaar en corrigeerde de ontwikkeling door niet vroomheid, maar Christus centraal te stellen. Deze koerswijziging had volgens Graafland een ‘sanerende werking’, al bleef het volgens hem ‘een reformatorische bovenbouw op een piëtistische onderbouw’. Dr. J.G. Woelderink (1886-1956) ging hierin een stap verder en geldt voor Graafland als de belangrijkste inspiratiebron achter de vernieuwingen die hij signaleert.

Een van Graaflands bezwaren tegen de Nadere Reformatie is dat zij de rechtvaardiging tot één absoluut moment isoleert, terwijl Calvijn spreekt van een begin en voortdurende voortgang van de rechtvaardiging. Volgens Graafland is H.F. Kohlbrugge hierin voor velen een bevrijding geweest: zijn prediking bracht kerkgangers uit het ‘diensthuis van het subjectivisme’ tot de ‘ware bijbelse objectiviteit’ – de zaligheid ligt buiten ons, in Christus.

Graafland constateert dus niet slechts verschillen, maar ziet op punten zelfs een tegenstelling tussen Reformatie en Nadere Reformatie. Zijn gebruik van het woord ‘afglijden’ krijgt in de uitwerking het karakter van een principieel contrast.

Lastig te beoordelen

Na het lezen van Verschuivingen rijst bij mij de vraag of Graafland helemaal recht doet aan de prediking binnen orthodox-hervormde kring in die jaren. Hoe representatief zijn de verwijten van verstarring en verstandelijke ontleding van het geloofsleven voor de bredere prediking binnen de Gereformeerde Bond destijds? Voor mijn generatie is dat lastig te beoordelen. Ik sluit nog niet uit dat Graafland een deelstroming presenteert als kenmerkend voor het geheel van de hervormd-gereformeerde prediking en haar daardoor karikaturiseert.

Een tweede vraag is of Graafland de Nadere Reformatie niet te veel tegenover de Reformatie plaatst. Hij lijkt in elk geval weinig oog te hebben voor de waardevolle accenten van de Nadere Reformatie, zoals de gerichtheid op levend geloof en de persoonlijke omgang met God.

Spiegel

Vaststaat dat zestig jaar na de verschijning van Verschuivingen de prediking die Graafland bekritiseert niet of nauwelijks meer van hervormd-gereformeerde kansels klinkt. Tegelijk lijkt ook de oriëntatie waarvoor Graafland zelf pleit – een reformatorische gerichtheid op rechtvaardiging, wedergeboorte en het Bijbelse evenwicht tussen verbond en verkiezing, wet en evangelie – onder druk te staan. De thema’s waar hervormd-gereformeerden zich vandaag mee bezighouden, zijn meestal van een andere orde. Is dat wellicht de reden waarom Graaflands betoog vandaag klassiek-gereformeerd aandoet, terwijl dit zestig jaar kennelijk allerminst vanzelfsprekend was?

Het geestelijk landschap is kennelijk ingrijpend veranderd. Graafland, maar ook de scheuring in 2004, is ongetwijfeld een belangrijke factor in deze ontwikkeling geweest. Waar Graafland in 1965 waarschuwt voor een eenzijdige nadruk op de verkiezing, lijkt de slinger zoveel jaar later naar de andere kant te zijn doorgeslagen: een overschatting van het verbond. Dat leidt volgens Graafland – net als bij een overschatting van de verkiezing – tot een spanningsloze prediking en vormt een hindernis om zich uit genade door Christus te laten behouden. Is daarmee het reformatiekind niet samen met het badwater van de Nadere Reformatie weggegooid? Het zestig jaar oude pamflet daagt daarom ook ons uit de inhoud van de prediking te doordenken in het licht van de Schrift, de belijdenis van de kerk en de hervormd-gereformeerde traditie waarin wij staan.

Tineke van der Waal
Tineke van der Waal

interim-hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.