Waar bent u naar op zoek?

Bach verklankt de Drie-eenheid in zijn pinkstercantate

Een hemels hoogtepunt

H. Boele
Door: H. Boele
Muziek
05-06-2025

Johann Sebastian Bach componeerde de cantate 'Erschallet, ihr Lieder, erklinget, ihr Saiten!' (Klinkt, o liederen, weerklinkt, o snaren!, BWV 172) in 1714 ter gelegenheid van het pinksterfeest. Het is een hemels hoogtepunt binnen zijn kerkelijk oeuvre.

Het werk klonk voor het eerst in de hofkapel Himmelsburg in het stadskasteel van Weimar, op 20 mei van dat jaar. Bach is dan juist benoemd tot concertmeester aan het hof van Saksen-Weimar.

Hij baseert deze pinkstercantate op Johannes 14:23-31, waarin Jezus Zijn discipelen de komst van de Heilige Geest belooft, Die bij hen zal wonen en hen zal onderwijzen. De kernboodschap van het stuk is de diepe verbondenheid tussen God en mens, die werkelijkheid wordt door de komst van de Heilige Geest. Bach weet deze mystieke band op een indrukwekkende wijze tot uitdrukking te brengen. Salomo Franck, de hofpoëet van Weimar, is degene die de tekst grotendeels schreef. Hij verweeft Bijbelcitaten met poëtische reflecties.

Drie-eenheid

De cantate opent met een feestelijk koor dat onmiddellijk indruk maakt door zijn grootsheid en jubelend karakter. Het is een meesterwerk op zichzelf. In een virtuoos samenspel van klankkleuren wisselen drie muzikale ‘koren’ – de trompetten, de strijkers en het vocale koor – elkaar af. Deze driedeling verwijst naar de Drie-eenheid, het centrale thema van deze cantate. De muziek daalt als het ware uit de hemel neer, een klankbeeld van de majesteit van God de Vader, de Schepper en oorsprong van het pinksterwonder.

De Britse dirigent John Eliot Gardiner ziet de cantate als ‘een muzikale minitheologie’ van de Drie-eenheid. ‘De cantate is opgebouwd als een soort liturgisch drieluik, waarin elk van de goddelijke personen hoorbaar tot zijn recht komt – en toch als een eenheid wordt ervaren.’ Gardiner hoort in de cantate de Vader in majesteit spreken, de Zoon in autoriteit en de Geest in liefdevolle nabijheid. Reden waarom hij BWV 172 ‘niet zomaar een pinkstercantate’ noemt.

De muziek daalt als het ware uit de hemel neer

Contrasten

In de aria’s speelt Bach met contrasten: de plechtige basaria met trompetten en pauken benadrukt de majesteit van de Drie-eenheid. Daar staat tegenover dat eenstemmig spelende strijkers lichtvoetige tenoraria begeleiden, als een muzikale verbeelding van de Geest. In het vijfde deel voeren de ziel (sopraan) en de Heilige Geest (alt) een dialoog, omgeven door Luthers pinksterkoraal ‘Komm, Heiliger Geest, Herre Gott’, een muzikale uitbeelding van verlangen en geestelijke vereniging.

Het slotkoraal ‘Von Gott kömmt mir ein Freudenschein’, met tekst van Philipp Nicolai, sluit de cantate af met een lofzang vol vreugde, bekroond door een levendige vioolpartij die Bach aan het koor toevoegt.

Dit artikel gratis verder lezen?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en lees de volledige tekst van dit artikel.

"*" geeft vereiste velden aan

H. Boele
H. Boele

is interim eindredacteur.