"Op de grote, stille heide dwaalt een herder eenzaam rond, wijl de witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door de hond."
Het is de opening van een ‘gouwe ouwe’ uit de bundel Kun je nog zingen, zing dan mee uit 1906. De Bijbelwoorden uit Jesaja roepen misschien óók zo’n vredige, bijna paradijselijke stille heide op. Maar Kerst vertelt een ander verhaal, met een andere heide, een andere kudde en een andere Herder.
De heide van toen was het strijdtoneel van de wrede Romeinse overheersing en het hardvochtige herodiaanse koningshuis. De geestelijk leiders waren als herders die vooral zichzelf weidden en de zwakke en zieke schapen aan hun lot overlieten. De grote kudde, het volk, was verdeeld en verscheurd: verzetsgroepen en collaborateurs, de arme massa, en wie door ziekte of gebrek aan de rand van de samenleving stond.
Op de grote, stille heide dwaalt een herder eenzaam rond, wijl de witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door de hond.
"*" geeft vereiste velden aan