Waar bent u naar op zoek?

Roemen in Gods trouw

Roemen in Gods trouw

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
In memoriam
23-07-2025

Dr. W. Verboom was een theoloog die voor alles in zijn hart liet kijken. Het woord ‘bevindelijk’, dat paste bij zijn ouderlijk huis, was hem ook zelf lief. Om die reden verbond hij de generaties, bleef hij betrokken op jong en ouder. Op maandag 7 juli stierf hij.

Willem Verboom werd op 24 juli 1941 in Den Haag geboren. Vier jaar later verhuisde het gezin naar Kollum, waar zijn vader tot godsdienstonderwijzer benoemd was. Hij was echt kind van zijn ouders. Hun authentieke geloof raakte hem, schreef hij in 2002 in Het bevindelijke nest, het boek dat hij opdroeg aan zijn in 1942 overleden moeder. Ze was in Bleiswijk opgegroeid. Een jaar of vijftien geleden stond dr. Verboom in deze gemeente op de kansel en zei hij tegen de kinderen: ‘Daar, op die stoelen vooraan, zat honderd jaar geleden mijn moeder, Mientje Hoek. Ze vertrouwde al jong de Heere. Zullen jullie dat ook doen?’

Het blijmoedige in het geloof had ds. Verboom van zijn vader. Ook het vrijmoedige. Met Wim zat ik eens in de trein. Hij vertelde me – diverse mensen luisterden mee – dat zijn vader ooit met veel militairen in een coupé zat, die hun soldatenliederen zongen. Vader Verboom zong mee én zei toen: ‘Zingen jullie ook met mij mee, als we nu “Geloofd zij God met diepst ontzag” zingen? Hij zong het echter alleen.’ ‘Mooi, hè’, zei Wim.

Gebed

De geborgenheid van die bevindelijke opvoeding heeft hij levenslang gekoesterd. Het was een sfeer waarin tijd en eeuwigheid sterk op elkaar betrokken waren, waar gedeeld werd ‘wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan had aan mijn geest’. Daar ‘is het geloof in mijn hart geboren, onhoorbaar, als het suizen van een zachte stilte’.

Zijn biddende ouders hebben Wim aangespoord om zelf een biddend leven te leiden. Geraakt hadden hem de keren dat hij onverwachts de keuken binnenkwam en hij zijn tweede moeder – de jongste zus van zijn moeder, met wie zijn vader in 1943 hertrouwde – op de knieën vond. Ook voor hem werd het gebed het geheim van zijn leven en van zijn dienst in de kerk én aan de universiteit. ‘In Harderwijk wordt elke dag voor Apeldoorn gebeden’, zei hij me eens. Hij zat al in de auto na een intensieve vergadering, kwam even terug om dít te zeggen. Voor zijn eigen leven en werk kon hij die omgang met de Heere niet missen. ‘Eigenlijk bid ik de hele dag door. Ik weet niet hoe ik anders zou moeten leven. Dit is van kinds af aan zo geweest’, zei hij eens.

Als zestigjarige werd dr. Verboom in Leiden benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Geschiedenis van het gereformeerd protestantisme’. Een forse inspanning voor hem. Elke week gaf hij een blok van drie college-uren. Tussen die uren nam hij geen koffie in de kantine, knoopte hij geen gesprekje met een student aan, maar ging hij voor enkele minuten naar zijn kamer. ‘Heere, U hebt me het voorbije uur geholpen, doet U het ook het komende uur?’

Zijn open houding maakte hem in Leiden geliefd bij zijn collega’s, van vrijzinnige, remonstrantse of midden-orthodoxe snit. Elk boek dat hij over de belijdenisgeschriften schreef, besprak hij ook met hen. ‘Kijk, zo heb ik het van God uit de Schriften geleerd, en hoe zien jullie dat?’ Getuigend stond hij in de kerk en de theologie.

Daar, op die stoelen vooraan, zat honderd jaar geleden mijn moeder, Mientje Hoek. Ze vertrouwde al jong de Heere. Zullen jullie dat ook doen?

Kerk

Opgegroeid in een evangelisatie kreeg de jonge Wim Verboom de kerk lief: de Hervormde Kerk. Als zestienjarige scholier op weg naar Dokkum maakte hij ooit met een synodaal-gereformeerde klasgenoot ruzie over de leer van Abraham Kuyper, wat leidde tot een echte vechtpartij. En als de zware klok van de Maartenskerk van Kollum luidde, zei vader Verboom tegen zijn kinderen: ‘Daar horen we, jongens, in de kerk der vaderen.’

Op 14 oktober 2012, 71 jaar oud, ging ds. Verboom voor het eerst in deze kerk voor. Alsof de cirkel van zijn leven zich sloot. Hij sprak over de trouw van God, over de toekomst van God. De preek ging over Psalm 126: ‘Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.’ Het ontroert als we juist nu het slot aanhalen: ‘Dan eindigt ons aardse leven met dat laatste zaaien, namelijk van ons lichaam in de schoot van de aarde. Met de tranen om ons graf. Maar juist zo zal Psalm 126 in vervulling gaan. Als God ons zaaien met onze tranen nu zal brengen tot Zijn oogst. De totale herschepping van hemel en aarde. Dan zal God alle zaaitranen van onze ogen afwissen. Gemeente, wat zullen we dan juichen. Amen.’

Catechese

Omdat Wim Verboom met de Heere leefde, had hij Zijn kerk lief. Hij deelde de mening dat de Protestantse Kerk een zieke kerk was. En hij was dankbaar voor de ruimte die er was om te preken naar Schrift en belijdenis. Hierin was hij leerling van ds. G. Boer, die schreef: ‘Het Woord leert ons de gemeenschap en de solidariteit, en werpt ons met de gehele kerk onder de brandende oordelen, die beginnen vanuit het huis Gods.’ Tegelijk wist hij dat onze ontrouw de trouw van God niet tenietdoet. Om die reden was hij altijd hoopvol. Je kon in voor de Gereformeerde Bond moeilijke jaren rond Samen op Weg ineens een korte e-mail van hem krijgen: ‘De HEER zal, in dit moeilijk leven, Zijn volk en erfdeel nooit begeven. Vergeet je het niet?’ Bemoedigend en waarderend was hij steevast naar jongere predikanten.

Met de neergang in de kerk was ds. Verboom bewogen. We hebben hem binnen de redactie van De Waarheidsvriend met tranen in de ogen zien spreken over het verdwijnen van de catechese op vele plaatsen. Hij vatte het gewoon niet dat ouders of zelfs kerkenraden hiervan niet de grote waarde zagen. De afscheidsbundel die hij in 2006 bij zijn emeritaat ontving, heette Wim Verboom. Ambassadeur van de catechese. Tot het laatst van zijn leven bleef hij aandacht vragen voor het belang van de leerdienst.

Catechese was voor hem doopcatechese. Bij de doop (beter: zijn doop) heeft dr. Verboom altijd geleefd. ‘In ons gezin werd niet veel over de doop gesproken. Maar tussen de Heere en mij vormde zij een stil geheim.’ Het werd door het lezen van de geschriften van de reformatoren de hoeksteen in zijn theologie. ‘Het verbond is niet een op zichzelf staande plaats in de dogmatiek, maar een geïntegreerd onderdeel van het geloof van de kerk en van de theologie’, schreef hij in 1993 in een bundel voor zijn leermeester, prof. C. Graafland.

Is voor zijn leven uit de beloften van het verbond, waarvan de doop teken en zegel is, een treffendere illustratie te noemen dan dat op 12 juni jl. medewerkers van de Stichting Ambulance Wens hem vanuit het hospice naar Kollum brachten? In de rolstoel is hij tot bij de doopvont gereden.

Schat in de hemel

Ik rond af met woorden die dr. Verboom me op 25 november 2020 mailde. ‘Wat hebben we toch een schat in de hemel meegekregen van onze ouders voor heel ons leven. Wat een genade dat de Heere ons in die schat liet delen en ons erbij bewaarde. Ik hoop dat we nog lang deze schat mogen doorgeven in ons werk in de kerk. En dan? Piet, dan…, dan…, dan gaan we naar Huis, waar we eindelijk Jezus zullen zien. Hartelijke groet, Wim.’

Wat hebben we toch een schat in de hemel meegekregen van onze ouders voor heel ons leven. Wat een genade dat de Heere ons in die schat liet delen en ons erbij bewaarde. Ik hoop dat we nog lang deze schat mogen doorgeven in ons werk in de kerk. En dan? Piet, dan..., dan..., dan gaan we naar Huis, waar we eindelijk Jezus zullen zien.

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond.