Waar bent u naar op zoek?

Ons grote ik is de achilleshiel van de gemeente

Het kleine eren

Ds. C.H. Hogendoorn
Door: Ds. C.H. Hogendoorn
Ethische thema’s
24-07-2025

Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Het is een bekend gezegde, dat vandaag de dag voor verwende Nederlanders niets aan actualiteit heeft ingeboet. Maar deze uitspraak draagt ook een diepere, geestelijke lading. Voor de rijke, maar tegelijk zo arme kerk in het Westen geldt minstens zo indringend: wie de kleinen niet eert, is het Koninkrijk der hemelen niet waard.

Het is een van de meest aangrijpende uitspraken van de Heere Jezus. Luther brengt de dreiging en ernst indringend onder woorden in zijn vertaling van Mattheüs 18:6: ‘Wer aber ärgert dieser Geringsten einen die an Mich gläuben, dem wäre besser dass ein Mühlstein an seinen Hals gehängen würde und er säuft würde im Meer da es am tiefsten ist.’ Ik kies er bewust voor deze woorden niet te vertalen, juist omdat een deel van hun schokkende kracht verloren zou gaan. Google Translate of Deepl biedt uitkomst voor wie het Duits niet machtig is. Opvallend in Luthers’ weergave is het werkwoord ersaufen, dat we in de regel netjes vertalen met ‘verdrinken’, maar dat ook ‘verzuipen’ kan betekenen. Het zegt veel over de ernst van Jezus’ waarschuwing: zelfs de diepste zee is niet diep genoeg voor wie een van de kleinen doet struikelen.

Daarbij moeten we bedenken dat voor Jezus’ eerste hoorders de verdrinkingsdood gruwelijker was dan de kruisiging. Wie gekruisigd werd, kon tenminste nog begraven worden, maar een verdrinkingsslachtoffer bleef voor altijd verloren in de diepte.

Wat verklaart deze ongemeen felle uitspraak van Jezus? En wat heeft ze ons vandaag te zeggen?

Klein

Het is niet eenvoudig kort en bondig te zeggen wie de Heere Jezus precies bedoelt met ‘de kleinen’. Wie de uitleggeschiedenis van deze uitdrukking nagaat, ontdekt al snel hoe sterk de eigen context meespeelt: we kiezen gemakkelijk voor een uitleg die ons goed uitkomt.

De vraag is ook of de vertaling ‘kleinen’ wel recht doet aan het Grieks. Het woord mikros betekent letterlijk ‘klein’ en kan inderdaad slaan op geringe lichaamslengte. Zo kende de vroegchristelijke gemeente een Jakobus de kleine (Mark. 15:40) en Zacheüs klauterde niet voor niets in de boom (Luk. 19:3). In beide gevallen wordt het woordje mikros gebruikt. Jakobus hield aan zijn lengte zelfs een bijnaam over, om hem te onderscheiden van een naamgenoot die wat langer was. Het principe van de dikke en dunne Jan in het dorp is zogezegd van alle tijden.

Mikros kan overigens ook wijzen op verschil in leeftijd, wat een verbinding legt met de kinderen in Mattheüs 18:1-5. Een derde mogelijkheid duidt op wat in de ogen van mensen kwetsbaar, onbeduidend en gering is. Op deze lijn – die ook in het Oude Testament stevig verankerd is – borduur ik in dit artikel voort, om te ontdekken wat Jezus’ indringende woorden de gemeente vandaag te zeggen hebben.

Struikelblok

Het is een verstandige keus van de Herziene Statenvertaling geweest om in Mattheüs 18:6 het woord ‘ergeren’ uit de Statenvertaling te vervangen door ‘doen struikelen’. Precies dit beeld gebruikt de Heere Jezus hier: een skandalon is een struikelblok (vs. 7), iets wat je iemand opzettelijk voor de voeten werpt, zodat die ander ten val komt.

Leviticus 19:14 maakt duidelijk dat het opwerpen van zo’n hindernis strafbaar is. Ook in het Oude Testament krijgt het ‘laten struikelen’ de betekenis van het ‘doen vallen in zonde’ (Ezech. 14:3,7; 18:30). Die lijn loopt door in het Nieuwe Testament: wie een ander laat struikelen, doet hem afwijken van de weg van Christus en voert hem het verderf in. Dat verklaart de uitzonderlijk scherpe toon van Jezus’ oordeel over degene die zich aan deze zonde schuldig maakt.

Het is vooral Mattheüs die deze uitspraak van de Heere Jezus onderstreept, meer dan de andere evangelieschrijvers. In het Mattheüsevangelie staat het skandalon direct in verband met de Heere Jezus Zelf; Zijn persoon en werk vormen een struikelblok voor velen. Zelfs voor de discipelen (zie bijvoorbeeld 11:6; 13:57; 15:12; 26:31,33 – al vertaalt de HSV dit meestal met ‘aanstoot nemen aan’).

Het is bijzonder dat de Heere Jezus Zich zo sterk met de kleinen identificeert, dat Hij zegt dat wie hen ook maar iets in de weg legt, in feite Hém tegenkomt. Wie de kleinen op welke manier dan ook belemmert, haalt zich een zwaar en onherroepelijk oordeel op de hals.

Met de verwijzing naar molenstenen doelt Jezus op een groot basaltblok, dat ezels (of slaven) moesten voorttrekken. Het gewicht hiervan was zo groot dat het iemand direct naar de bodem van de zee kon trekken. Het gevolg zou niet alleen een onvermijdelijke en gruwelijke verdrinkingsdood zijn, maar ook dat het lichaam nooit begraven kon worden. Deze barbaarse straf was daarom in Israël verboden.

Toch zegt Jezus dat dit oordeel nog barmhartig is vergeleken bij de ernst van de zonde om een van deze kleinen te laten struikelen.

Wetteloosheid

Wat mijns inziens in dit verband nog weleens over het hoofd wordt gezien, is dat de Heere Jezus het beeld van de struikelblokken in het Mattheüsevangelie ook gebruikt in de gelijkenis van het onkruid (13:24-30; 36-43). Bij de voleinding van de wereld zullen de engelen de struikelblokken uit het Koninkrijk verzamelen, en in één adem worden daarbij degenen genoemd die wetteloosheid bedrijven (13:41).

Wanneer de Heere Jezus spreekt over het einde van de wereld, verbindt Hij het doen struikelen opnieuw expliciet met de wetteloosheid (24:10,12). Dit wijst erop dat het neerleggen van struikelblokken vooral ook verband kan houden met ethische zonden – volgens sommige uitleggers in het bijzonder met seksuele zonden. Gezien andere aanwijzingen in het Mattheüsevangelie is voor dit laatste zeker veel te zeggen.

Wie een ander laat struikelen, doet hem afwijken van de weg van Christus en voert hem het verderf in

Begrip voor de zonde

Als ik me niet vergis, is er binnen de christelijke gemeente veel begrip voor de zonde ontstaan. Door een ongemakkelijke en ongewenste vermenging van psychologie en theologie verwarren we de zondaar met de zonde – en andersom. Het grote gebod is vandaag dat we niemand mogen kwetsen en daarom doen we er veiligheidshalve maar het zwijgen toe.

Dit leidt tot grote verlamming op ethisch gebied. Daarbij helpt het niet dat sommigen durven beweren dat het Nieuwe Testament weinig tot geen ethische richtlijnen biedt. Deze aanname mist elke grond.

Een andere valkuil is het beroep op de ‘vrijheid’ die Christus ons schenkt (Gal. 5:1). Maar Paulus spreekt hier beslist niet over een westers, individueel vrijheidsideaal. Het gaat hem om de vrijheid die aan de christelijke gemeente wordt gegeven, vergelijkbaar met hoe God het volk Israël bevrijdde, om voor Hem alleen te leven. In zijn fijnzinnige boek Macht, Dienst, Demut benadrukt de Duitse nieuwtestamenticus Richard Feldmeier dat een gelovige, die bevrijd is van het juk van de zonde, nu dienaar van Christus én van Zijn gemeente is. De door God geschonken vrijheid komt ook tot uiting in de dienst aan de naaste (Gal. 5:13).

Weg van Christus

Ik kan hier niet op verschillende toepassingen ingaan en beperk me daarom tot een actuele maar gevoelige kwestie, namelijk die van de seksualiteit. Meer specifiek: situaties waarin iemand ervoor kiest om zijn of haar seksuele gevoelens niet bepalend te laten zijn voor de identiteit – een keuze die haaks staat op het seculiere ‘evangelie’ van deze tijd.

Stel je een jonge zuster of broeder in de gemeente voor die de smalle weg achter de Heere Jezus wil gaan en zich – in of buiten het huwelijk – omwille van het Koninkrijk dingen ontzegt. Inderdaad, dat begrijpt lang niet iedereen (Matt. 19:12!).

Laten wij hen, die we gerust tot de kleinen mogen rekenen, hun strijd alleen voeren? De kleinen zijn immers degenen die zichzelf klein hebben gemaakt, klein genoeg om door de enge poort te gaan (Matt. 7:13). Ze zijn geworden als een kind (18:1-5), om in kinderlijke gehoorzaamheid de weg van het Koninkrijk te bewandelen – tegen hun eigen verlangens in (Matt. 19:12).

Ik herinner me mijn gevoel van ontzetting tijdens een synodevergadering, waarin een vrouwelijke collega openlijk haar coming-out deelde, inclusief de door haar gepraktiseerde levensstijl. Een applaus volgde. Maar toen de broeder die na haar sprak, aangaf deze levensweg vanwege Christus niet te kunnen of willen gaan, bleef het stil. Aangrijpend stil.

Dikke ikken

Is ons zwijgen in kerk en gemeente niet juist dan een struikelblok voor wie ‘slechts’ het geloof in Christus hebben? Vaak beroepen we ons op onzekerheid, nuance of de wens niemand te willen kwetsen. Maar let dan op de specifieke toevoeging die alleen Mattheüs weergeeft: de kleinen, dat zijn ‘zij die in Mij geloven’ (18:6). Zij hebben niets anders dan hun geloof en het woord van Christus – en juist dát wordt hen afgenomen.

Dit is de achilleshiel van de christelijke gemeente: onze neiging om onszelf groot te maken, verslaafd aan ons eigen gelijk, tevreden met onszelf. Dikke ikken ontbreken ook in de gemeente niet. En juist daardoor lopen we het risico dat we déze kleinen over het hoofd zien, terwijl zij in Gods ogen van onschatbare waarde zijn. Hún engelen zien altijd het aangezicht van de Vader (18:10), een voorrecht dat volgens apocriefe boeken alleen aan de vier ‘aangezichtsengelen’ en zeven aartsengelen toekomt.

Het is bijzonder dat de Heere Jezus Zich zo sterk met de kleinen identificeert

Ds. C.H. Hogendoorn
Ds. C.H. Hogendoorn

is predikant van de hervormde gemeente te Lelystad.