
Het is natuurlijk een waagstuk: een column van een protestant over de paus in de Waarheidsvriend. Maar we kunnen er niet omheen. Tweede paasdag verloor de wereld een bezield geestelijk leider met een groot hart voor vluchtelingen en armen én een pleitbezorger voor goed rentmeesterschap.
Met name zijn encycliek Laudato Si’ – Geprezen zijt Gij – over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, die voor velen een rijke bron van inspiratie is geworden, staat bij mij op het netvlies. Daarin worden we uitgenodigd na te denken over onze rol in de schepping en onze verantwoordelijkheid voor elkaar. In een tijd waarin klimaatverandering en onrechtvaardige verhoudingen wereldwijd nauw verweven zijn, is het noodzakelijk dat we deze erfenis van paus Franciscus blijven uitdragen.
In zijn encycliek liet Franciscus duidelijk zien dat de roep om zorg voor de schepping onlosmakelijk is verbonden met de zorg voor onze naasten, vooral die op het zuidelijk halfrond. Wanneer de inrichting van onze samenleving en economie de schepping wereldwijd dreigt te ontwrichten, wordt de discussie over klimaatverandering er ook een van persoonlijke ethiek. Laudato Si’ stelt: woestijnen vermenigvuldigen, omdat de innerlijke woestijnen zo uitgestrekt zijn geworden. De klimaatdiscussie raakt aan onze diepste waarden. We zullen opnieuw moeten doordenken wat het goede leven is, genieten van genoeg en hoe we dat binnen de grenzen van onze planeet kunnen vormgeven. We hebben daar elkaar voor nodig. Dat vraagt samenwerking en vooral gesprek.
Over hoe progressief dan wel conservatief deze paus nu werkelijk was, en over zijn verzoeningsleer kunnen we een boom opzetten; dat besef ik terdege. Maar de waarde van zijn encycliek Laudato Si’ staat buiten kijf. Daarin sloot Franciscus aan bij onze aloude, maar vaak onderschoven opdracht om de aarde als goede rentmeesters te beheren. Daarmee wist deze paus ook het hart van vele protestanten voor zich te winnen. Misschien wel de beste manier om de erfenis van deze paus te eren is, geïnspireerd door zijn eenvoud en ‘Geprezen zijt Gij’, ons te blijven inzetten voor de hele schepping, uitziend naar die nieuwe morgen voor de hele schepping, waar Pasen naar vooruit wijst.