
Het winterseizoen staat voor de deur en dat betekent dat in veel gemeenten jongeren weer worden uitgenodigd voor catechisatie. Kleine groepjes of flinke schoolklassen vol, praktisch of theoretisch geschoold – allemaal krijgen ze de gelegenheid om te leren of om hun levensvragen op tafel te leggen.
De belijdenisgeschriften, en in het bijzonder de Heidelbergse Catechismus, zijn van blijvende waarde’, schreef ds. J. Muller in De Waarheidsvriend 32/33. En hij pleitte daarom ook voor het vasthouden aan de catechismusprediking. Zijn artikel kon op veel instemming rekenen. Een vervolgvraag hierop is: hoe breng je oude geschriften als de catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en Dordtse Leerregels bij het hart van een nieuwe generatie? ‘Een tiener mag misschien vooral zin hebben in snoep en weinig trek tonen in een voedzame maaltijd – een verantwoordelijke ouder laat het daar niet bij en blijft aandringen op gezond eten’, aldus ds. Muller in zijn bijdrage.
Hedendaagse vormen
Dat aandringen kreeg een aantal jaren geleden vorm in de HGJB-catechisatiemethode Leer en Leef waaraan onder meer Herman van Wijngaarden als conceptontwikkelaar verbonden is. Vijf predikanten – ds. J.J. ten Brinke, ds. L.W. den Boer, ds. P.J. den Admirant, ds. H.M. Burggraaf en ds. H. Markus – dachten en lazen mee. Deze methode wil klassieke inhoud combineren met hedendaagse educatieve vormen. Ze wordt in zo’n tachtig gemeenten gebruikt. Van Wijngaarden benadrukt dat de werkwijze van Leer en Leef inductief is. Dat wil zeggen: op basis van de negentig thema’s in de methode wordt in de catechismus gezocht naar antwoorden en toerusting, in plaats van dat het belijdenisgeschrift bepaalt wat er besproken wordt (deductief).
Wonderen
De belijdenisgeschriften zitten nadrukkelijk door Leer en Leef verweven, gekoppeld aan een thema, aldus Van Wijngaarden. ‘Dat helpt je om de catechismus naar deze tijd te brengen. Neem bijvoorbeeld de vraag of je je eigen lichaam in de hemel weer terugkrijgt. Daar geeft zondag 22 antwoord op: bij de wederkomst staat je lichaam op uit het graf en zal het net zo heerlijk worden als Jezus’ lichaam. Daarmee onderstreep je de waarde van het lichaam, waar het in de lesmethode dan over gaat.
Of neem het thema ‘wonderen’. De catechismus heeft geen vraag als: ‘Wat gelooft gij van wonderen?’, maar we gebruiken vraag en antwoord 128 hierbij, waar staat dat God alle macht heeft en de wil en het vermogen om alle goeds te geven. In het hele antwoord komt het woord wonderen niet voor, en toch is het passend. Eigenlijk gebruik je de catechismus dus als een vangnet.’
Een tiener mag misschien vooral zin hebben in snoep en weinig trek tonen in een voedzame maaltijd – een verantwoordelijke ouder laat het daar niet bij en blijft aandringen op gezond eten
Toestemming
Als het over catechisatiemethoden gaat, moet ook de naam van de onlangs overleden dr. W. Verboom genoemd worden. Bekend zijn de delen Wij geloven die hij samen met ds. H. Veldhuizen schreef. En in de zogeheten Reformatie Reeks verschenen in 1992 van dr. Verboom twee delen uitleg van de Heidelbergse Catechismus: Een gids voor het leven.
Die delen zijn momenteel voor de hervormde gemeente Rouveen-Staphorst het uitgangspunt voor een andere vorm van catechese. Je zou haast kunnen zeggen: een nieuwe vorm van gemeentezijn, vertelt coördinator gemeentewerk Gert van Tol. Hij had vorig jaar contact met dr. Verboom en kreeg toestemming de delen te gebruiken om aan te vullen tot een nieuwe methode.
Interactief
In vier jaar tijd gaan alle catechisanten – het zijn er in de Overijsselse gemeente zo’n 250 – door de hele Heidelberger aan de hand van zogeheten kennisavonden en vormende avonden. Tijdens de kennisavonden wordt een zondag uit de catechismus centraal en in gespreksgroepen behandeld. De vormende avonden vervangen de clubavonden en zijn interactief. Deze avonden vinden vanaf 15 jaar in kleine (leeftijds)groepjes bij gezinnen thuis plaats. ‘Zodat jongeren daar ook hun geloofsvragen kunnen stellen’, legt Van Tol uit. Elke maand sluit de behandeling van een zondag af met een avond waarbij ook ouders worden uitgenodigd. Deze avond heeft een diaconaal karakter. En ergens tussen deze bijeenkomsten bepreken de predikanten ook de zondag die centraal staat, waardoor de hele gemeente zich voedt met dezelfde kennis.
Drukbezette ouders
Op de vraag of de gemeente niet overvraagd wordt door deze werkwijze – het vraagt van drukbezette ouders immers best wat tijd en aandacht – antwoordt Van Tol: ‘Begin in je gemeente met het onderstrepen dat kennis onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van je geloofsleven. Hamer als kerkenraad tijdens de huisbezoeken op het belang van huisgodsdienst. Nu de drieslag kerk-school-gezin onder druk staat en op niet-reformatorische scholen geen aandacht wordt geschonken aan de belijdenisgeschriften, holt de gemeente uit. Nergens wordt meer parate kennis gevraagd, zodat de woorden uit Hosea 4:6 waar worden: ‘Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.’ Ouders houden zich toch ook bezig met het huiswerk van hun kinderen? Waarom zouden ze zich dan niet bezig kunnen houden met het geloofsgesprek? Helemaal als de kerk dit al aanreikt, lijkt het me niet te veel gevraagd.’
Lerende gemeente
Als onderwijsman maakt Van Tol zich zorgen over het ontbreken van een goede balans tussen vorming en het opdoen van kennis. ‘In het onderwijs ligt de nadruk op het vormen van een eigen mening, op het denken vanuit het ik. Het gevaar bestaat dat het geloof door jongeren – en ouderen – ook vanuit het ‘ik’ wordt benaderd. Maar waar is het dan op gestoeld? De belijdenissen helpen ons om individuele meningen te voeden vanuit de Bijbel. Zo word je weer een lerende gemeente.’
Enorm actueel
Nieuwe waardering voor de oude belijdenissen dus, waarbij Van Tol aangeeft dat de Heidelberger beter in de huidige tijd is in te zetten dan de meer tijdgebonden Nederlandse Geloofsbelijdenis en Dordtse Leerregels. ‘Toelichting op de discussies van destijds en de leerstellingen die daarop volgden, is dus noodzakelijk. Tegelijk merk ik na een seizoen catechismusprediking hoe enorm actueel de Heidelbergse Catechismus nog altijd is.’
Van Tol is vooralsnog niet van plan om met zijn methode de boer op te gaan. ‘We zijn dit project met schroom opgestart, omdat we geen idee hadden of het ons überhaupt ging lukken. Nu we op een kwart zitten en ik de grote betrokkenheid in de gemeente zie, heb ik daar wel hoop op. En uiteraard zijn andere gemeenten welkom om ons materiaal in te zien, maar aangezien we dit van dr. Verboom ook gratis ter beschikking hebben gekregen, willen we dit niet vercommercialiseren.’
Geen eenmansavontuur meer
Hoe de vlag er anno 2025 bij staat in catechisatieland? HGJB-medewerker Van Wijngaarden antwoordt positief. ‘In ons deel van de kerk leeft de catechese echt. We zien wel dat de verkoop van onze materialen wat omlaag gaat, omdat er helaas minder jongeren in de kerk zitten, maar het is niet zo dat catechisatie in onbruik raakt. Gemeenten doen er juist enorm veel aan. Het is ook niet meer een eenmansavontuur, maar een zaak van veel gemeenteleden. Het werken met mentoren zorgt daarvoor.’
Van Jezus en van tieners houden
De HGJB stimuleert het gesprek, vervolgt Van Wijngaarden. Daar wil ze de mentoren dan ook op trainen. ‘Sluit vooral aan bij de leefwereld van tieners en jongeren. Voordat je een thema gaat bespreken, moet je duidelijk hebben waarom je het hierover gaat hebben. En waarom dat belangrijk is voor de jongere.’
Is het belang van kennis daaraan ondergeschikt? ‘Ik spreek een predikant na die hierover zei: “Als ik mentoren vraag voor catechese, wil ik twee dingen weten. Of ze van de Heere Jezus houden en of ze van tieners houden. Voor de kennis ben ik er, daar hoeven zij niet in uit te blinken.” Vaak zie ik mentoren daarmee worstelen: ik wil wel bijdragen aan de catechese, maar ik heb ook geen antwoord op alle vragen. Maar na de inleiding door de catecheet zit de kennisoverdracht er in principe op en is het de uitdaging van de mentor om het gesprek te laten ontstaan. En ja, dan komt het aan op jouw liefde voor God en voor tieners.’
Eerlijke antwoorden
De gesprekken zijn anders dan tien of twintig jaar geleden. ‘Opener. Dat is de cultuur waarin we leven, maar we stimuleren dat als HGJB ook wel. Ik zie dat het gesprek meer gericht is op de leefwereld van de jongeren. En van hun kant hoor je eerlijk wat ze ervan vinden, wat ze wel en niet geloven. En ja, dat is goed. Ik chargeer een beetje, maar in het gesprek draait het niet zozeer om met elkaar de goede antwoorden te vinden, maar veel meer dat de eerlijke antwoorden boven tafel komen. Want zo kom je verder, blijf je met de jongere verbonden, en kijk je elkaar in het hart.’
Ouders houden zich toch ook bezig met het huiswerk van hun kinderen? Waarom dan niet met het geloofsgesprek?