
De voormalige bisschop van Canterbury, Rowan Williams, hield enkele jaren geleden een reeks lezingen in het Heilige Kruis Klooster, een anglicaanse benedictijnse gemeenschap. Deze lezingen hadden de oosters-orthodoxe vroomheid als onderwerp. Williams wil laten zien dat deze kloostervroomheid actueel is voor de kerk van onze tijd. Het geestelijke leven van de monniken maakt ons weerbaar tegen de mythe van menselijke autonomie, tegen consumptiedwang, kortom tegen afstomping. Het wil ons tot morele en geestelijke volwassenheid brengen.
Geestelijke volwassenheid hangt nauw samen met groei in zelfbewustzijn. Deze groei is een oefening in waakzaamheid en geldt ‘als voorbereidende fase in het proces waarin men zich in stilte aan God overgeeft en Gods schepping nederig en oprecht liefheeft’. Williams put in zijn lezingen vooral uit de Philokalia, een bundeling van mystieke geschriften uit de periode 400 tot 1600. De ondertitel van Philokalia, die Williams niet vermeldt, geeft al een idee waar het in deze vroomheid om draait. Het gaat namelijk om de ascetische praktijk en de vrome overdenking, waardoor ‘het verstand gereinigd wordt, verlicht wordt en ook volmaakt wordt’. Centraal in de oosters-orthodoxe vroomheid staat de apatheia. (Een zijdelingse opmerking: het woord apatheia komt in Nieuwe Testament niet voor: het betekent ongevoeligheid, of sterker nog: gevoelloosheid). ‘Apatheia speelt een immens grote rol in het geestelijke denken van de vroege christenen’, schrijft Williams. Het is de kern van de christelijke vrijheid. Apatheia is de hartstocht om ongevoelig te zijn, namelijk voor zondige hartstochten. De hartstochten moeten ten goede gekeerd worden – zie de ondertitel van het boek: onze verlangens moeten ten goede gekeerd worden. Daarvoor zijn de geestelijke oefeningen onmisbaar. Ze staan in het teken van groei. Want, zo waarschuwt Theresia van Avila, als je denkt dat je een stabiel geestelijk leven hebt bereikt, dan ben je al aan het terugglijden. Williams spreekt over ‘het schitterende, virtuoze vermogen om te groeien’. De mens is een complex wezen, maar ten diepste is zijn bestaan te herleiden tot twee basishartstochten: agressie en begeerte/hebzucht. Dit wordt uitgewerkt in de hoofdstukken 1 tot en met 5.
Het geestelijke leven van de monniken maakt ons weerbaar tegen de mythe van menselijke autonomie, tegen consumptiedwang, kortom tegen afstomping.
"*" geeft vereiste velden aan