 
Het begint bij leidinggevenden die kinderen niet alleen activiteiten bieden, maar hen ook met zorg en wijsheid geestelijk begeleiden. Dáár begint het mee. Toch gaat het daar in de praktijk ook vaak mis. Goede voorbereiding en begeleiding zijn onmisbaar.
Kenmerken
Wanneer Paulus Timotheüs de opdracht geeft om leidinggevenden in de gemeenten aan te stellen, noemt hij duidelijke kenmerken waar Timotheüs op moet letten: ze moeten sterk staan in de genade, trouw zijn en bekwaam zijn om anderen te onderwijzen (2 Tim. 2:1-2).
Dat begint bij zelf leven uit de genade van Christus en daarin steeds opnieuw gesterkt worden. Dat laatste is nodig, omdat er juist op leidinggevenden veel afkomt. Zonder dat we over het hart kunnen oordelen, moet uit leer en leven blijken dat zij toegewijd christen zijn. Alleen aan mensen die trouw zijn (of ‘geloofwaardig’, ‘betrouwbaar’) mag Timotheüs de taak van het onderwijzen toevertrouwen. De verantwoordelijkheid van het geven van onderwijs moet bij hen veilig zijn.
Daarnaast wil Paulus dat leidinggevenden bekwaam zijn om anderen te onderwijzen. Dat heeft een technische kant – orde houden, verhalen vertellen, gesprekken kunnen voeren – maar ook een geestelijke kant. Het Griekse woord heeft de connotatie van ‘waardig’. Ook mensen met weinig technische gaven kunnen op een eenvoudige en innemende manier aan de kinderen over de Zaligmaker vertellen.
Als een kind
Maar als er zo’n leidinggevende gevonden is, hoe gaat hij of zij dan met kinderen om? De Heere Jezus Zelf geeft daar een richting voor in Mattheüs 18. Terwijl de discipelen discussiëren over wie de belangrijkste is, zet Hij een kind midden tussen hen neer. Zijn eerste les: jullie moeten zelf worden als een kind. Elke keer dat we een kind zien, herinnert dat ons aan dit voorbeeld van Christus.
De Britse predikant Matthew Henry formuleerde het zo: volwassenen moeten óf met kinderen spreken en hen onderwijzen, óf ze aanzien en van hen leren. Dat is de volgende stap. Een kinderwerker ontvangt een kind in de wetenschap dat hij of zij daarmee Christus ontvangt. Dat besef zorgt ervoor dat we op onze hoede zijn dat we dit kind niet ‘ergeren’ (SV) of ‘laten struikelen’ (HSV) (Matth. 18:6).
De gevolgen daarvan zijn namelijk niet te overzien. Christus verwacht dat wij onszelf scherp corrigeren en afwenden van het kwaad. We leven liever zonder hand, dan met een hand die kinderen op zondige wijze beschadigt of verleidt (Matth. 18:8). Hier is maar één gepaste reactie: Christus’ onderwijs ter harte nemen en gehoorzamen.
Moeten mensen met een verleden van grensoverschrijdend gedrag een tweede kans krijgen?
Persoonlijke ervaringen
Hoe neem je de persoonlijke ervaringen van kinderwerkers serieus mee in de afweging of ze bekwaam zijn om kinderen te onderwijzen? Er valt veel over te zeggen, maar ik sta hier stil bij twee vragen die ik vaak hoor vanuit kerken.
De eerste vraag gaat over leidinggevenden die in hun eigen jeugd beschadigingen hebben opgelopen. Door verwaarlozing, misbruik of andere pijnlijke ervaringen voelen zij zich juist extra gemotiveerd om kinderen van nu iets goeds mee te geven. Maar kan dat ook verantwoord?
Ja, dat kan zeker – maar het vraagt wel om eerlijke reflectie op de motieven. Soms blijkt kinderwerk vooral een manier te zijn om eigen emotionele behoeften te vervullen. In dat geval staat niet het kind, maar de leidinggevende zelf centraal, en is heroverweging nodig.
Maar er zijn ook mensen die, ondanks hun pijn, voldoende evenwicht hebben om het geestelijke én fysieke welzijn van het kind voorop te stellen. Dan kan hun levenservaring juist een waardevolle kracht zijn: ze hebben vaak een extra scherp oog voor wat goed en veilig kinderwerk nodig heeft.
Tweede kans
Een tweede vaak gestelde vraag gaat over mensen die in het verleden grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond. Is er voor hen nog een plek binnen het kinderwerk? Eén ding is duidelijk: de fysieke en emotionele veiligheid van kinderen mag nooit in het geding zijn. Dat betekent dat er geen actuele problemen mogen spelen en dat er volledige openheid en eerlijke reflectie nodig is over wat er in het verleden is gebeurd.
Terughoudendheid blijft verstandig. Een tweede kans betekent niet vanzelf een tweede kans in het kinderwerk. Tegelijk is het waardevol wanneer iemand die van een verkeerde weg is teruggekeerd, zich opnieuw wil inzetten voor de gemeente. De uitdaging is dan om samen – betrokkene en gemeente – een plek te vinden die veilig is en gedragen wordt door de hele gemeenschap.
"*" geeft vereiste velden aan
