
Het is een indrukwekkende preek. Duizenden mensen komen tot geloof na de woorden van Petrus op de pinksterdag. Niet mis te verstaan klinkt: ‘Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal’ (Hand. 2:39).
Het zal je maar gezegd worden: ‘Voor u, voor jou, een belofte van God.’ Toch is dit de toon die verwacht mag worden in de prediking, toen en nu. Een preek staat namelijk in het kader van het verbond. Wat betekent het verbond voor de belofte en de eis die klinkt in de gemeente die zich verzamelt rond het geopende Woord? Laten we opnieuw luisteren naar de pinksterpreek van Petrus.
Theologische kernwoorden
Als we scherp luisteren naar Petrus, horen we allerlei andere woorden en begrippen die om aandacht vragen: ‘belofte’, ‘bekering’, ‘doop’ en ‘geloof’. En wie Handelingen 2 goed leest, heeft onmiddellijk oog voor Gods verkiezende liefde voor Zijn volk Israël. De tweeslag ‘preek en verbond’ vormt een fundamenteel thema voor de homiletische bezinning vandaag. Voor het geestelijk welzijn van de gemeente is een theologisch verantwoorde prediking essentieel. Scheefgroei op dit terrein geeft geestelijke verwarring en honger die niet wordt gestild. Een onzorgvuldige omgang met de theologische kernwoorden in de preek en bij de voorbereiding daarvan blust de Geest uit.
Daarmee bedoel ik niet dat alles altijd aan de orde moet komen. Wie in een preek de gehele dogmatiek langs wandelt, zal de aandacht van de hoorder snel verliezen. Een prediker maakt, geleid door het geopende Schriftgedeelte, bewuste keuzes. Maar een welbespraakte preek waarin Gods beloften in Christus niet worden aangezegd – onder bevel van geloof en bekering – is als een emmer water op het vuur van de Heilige Geest. We preken in het besef dat de God van het verbond in de preek een relatie legt. Dat roept de vraag op: resoneren de Bijbelse lijnen van verbond, verkiezing, belofte en het bevel tot bekering in het juiste evenwicht in de verkondiging?
Wonder van de Heilige Geest
Voordat ik een streep zet onder verbond, verkiezing, belofte en bekering, is het van belang om te zien in welk kader de preek van Petrus staat. Het is een preek op de pinksterdag, dus op het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. Gods Geest legt de verbinding tussen ‘belofte’, ‘bekering’, ‘doop’, ‘geloof’ en ‘volharden’. Het is de Heilige Geest die deze woorden op de juiste plek zet in de gemeente en persoonlijk. Gods Geest werkt en versterkt het geloof. En Hij verbindt de tegen de verbondsgemeente uitgesproken belofte met het appel tot bekering. Het gelovig antwoord op de preek is altijd weer een wonder van de Geest.
Kinderen brood onthouden
Het verleden laat zien dat een van beide polen – belofte en het appel tot bekering – tegen de achtergrond kan worden gedrukt. Prof. dr. Graafland signaleert in 1965 verschuivingen in de GB-prediking. Naast andere, in zijn ogen positieve, ontwikkelingen juicht hij in ieder geval het volgende toe: ‘De waarachtigheid van Gods belofte wordt weer ernstig genomen.’ Ds. G. Boer, die beslist niet gelukkig was met alle door Graafland beschreven verschuivingen, schrijft: ‘Wie uit vrees voor de honden de kinderen het brood onthoudt, had beter nimmer dienaar des Woords kunnen worden!’ Met het brood heeft hij het heil op het oog dat de gemeente ‘als volk des verbonds’ in Christus heeft ontvangen. Stop met preken als je de kinderen geen brood geeft.
Stop met preken als je de kinderen geen brood geeft.
Achter het bovenstaande gaat een theologische kijk op de gemeente schuil, die voor de prediking van groot belang is. De gemeente die in de preek wordt aangesproken, is principieel verbondsgemeente. Het is de gemeente van de Heere Jezus waarover de HEERE spreekt als ‘mijn volk’. In de preek roept Hij: ‘Mijn Zoon, mijn dochter, geef Mij je hart’. Tot de verbondsgemeente zendt God Zijn gezanten die bidden en smeken: ‘Laat u met God verzoenen’ (2 Kor. 5).
Gods toezegging
Deze verkondiging bevat geen nieuwe wet, maar een genadige bekendmaking. We horen niet ‘u zult komen’, maar ‘u mag komen’. Omdat de weg naar God geopend is, door het middelaarswerk van de Zoon. Die bevrijdende woorden worden neergelegd in de gemeente. Een gereformeerde preek biedt zonder onderscheid het volle heil in Christus aan. Gods Zoon wordt in Zijn kruis en opstanding voor ogen geschilderd als de enige weg tot behoud. In Christus heeft de gemeente vergeving van zonde en de vernieuwing van het leven. Een te krachtig aangezet onderscheid tussen een uitwendig en een inwendig verbond maakt het beloftewoord van de prediking overigens weer krachteloos. Er is geen extra inwendige bijzondere openbaring nodig om de in de preek toegezegde belofte persoonlijk geadresseerd te krijgen. Gods toezegging klinkt door het gesproken woord.
Als ik spreek over de gemeente van Christus, valt er ook onmiddellijk licht op Gods verkiezing. De gemeente is uitverkoren, overeenkomstig de voorkennis van God de Vader (1 Petr. 1). Wanneer we over verbond spreken, hebben we het ook over verkiezing. Het is voor de praktijk van de prediking van belang dat de verkiezing geen leerstuk wordt dat losstaat van verbond. De levende bediening van het Woord dooft uit wanneer verkiezing vooropgaat en Gods beloften insnoert en beperkt tot een select deel van de gemeente.
Onder spanning
De volle nadruk op het verbond sluit separerende prediking niet uit, maar in. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament laat zien dat er onderscheid is in de verbondsgemeente. Er is kaf en koren, tarwe en onkruid, levende en dode ranken (Joh. 15). De prediking staat dus onder een enorme spanning.
"*" geeft vereiste velden aan