
De Gereformeerde Bond houdt oog voor zijn roeping in de kerk, omdat we de kerk als geheel liefhebben. Die planting van God in ons land, die getuige van Zijn waarheid. De kerk als woonplaats van Zijn Geest, als voorbode van Zijn toekomst.
Wat betekent het dat we kort na de kerkvereniging én kerkscheuring in 2004 met elkaar Lukas 9 lazen: ‘Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en kijkt naar wat achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk van God.’ Het betekent dat we uitspreken dat we vóór de kerk zijn en ons niet als eerste tegen allerlei ontwikkelingen keren. Dat hebben de oprichters van de Gereformeerde Bond in 1909 goed gezien, toen ze ‘verbreiding van de Waarheid’ en niet ‘verdediging’ vooropzetten. We blijven op verhoogde toon spreken over de enige troost in leven en sterven, over de Vader die verkiest, over de Zoon die verlost, over de Geest die vertroost. We blijven hangen aan de heilsfeiten. We houden het ambt, het huwelijk, de rustdag en zovele van Gods gaven in ere. Omdat we de kerk liefhebben, brengen we dit in. Niet vrijblijvend als een optie, maar vanwege de belijdenis waaraan we verbonden zijn. Als vrienden van Hem Die Zichzelf openbaarde als de Waarheid.
Planting van God
Dat is een keuze tegen het congregationalisme, het denken waarin elke gemeente op zichzelf staat en zich inhoudelijk niet verbindt met andere gemeenten. Dit gevaar is er voor gemeenten in de hervormd-gereformeerde traditie ook. Begrijpen kun je dat soms, maar alles wat je kunt begrijpen, is nog niet goed. De Gereformeerde Bond heeft – beslist in zijn overtuiging en bescheiden in zijn verwoording – een roeping voor de kerk als geheel. Anders konden we wel fuseren met Geloofstoerusting.nl of met wie dan ook.
We hebben een roeping, omdat we de kerk als geheel liefhebben. De kerk als planting van God in ons land, die getuige van Zijn waarheid. De kerk als woonplaats van Zijn Geest, die voorbode van Zijn toekomst. De kerk die in haar eredienst de bediening van de verzoening uitricht. Waar we in het verbond met Israël ingelijfd mogen horen: ‘O, alle dorstigen, kom tot de wateren, en u die geen geld hebt, kom, koop en eet (…). Neig uw oor en kom tot Mij, luister en uw ziel zal leven, want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten.’ Dat woordje ‘kom’ illustreert de overvloed van liefde in het hart van de heilige God, zoals Jesaja het elders verwoordt: ‘Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEERE. Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw.’
Toe-eigening van het heil
Het is niet zomaar dat ik deze tekst citeer. Er zijn er die zeggen dat het onder ons alleen maar over de toe-eigening van het heil gaat. Alsof we dat station in dit leven ooit passeren. Tegen hen wil ik zeggen: ‘Laten we de rechtvaardiging van de goddeloze als kern van het geloof niet kwijtraken. Laten we, als het welvaartsniveau in de gemeenten bovengemiddeld is (en ik besef dat ik hierin deel), niet vergeten dat we armen van geest zijn; buiten Jezus zijn we beklagenswaardig en ellendig.’
Mijn God, ik steun op Uw vermogen,
Gij zijt de sterkte van mijn hart.
Dat was het dertig jaar geleden, en vandaag is het niet anders.
In mijn dienst onder u wilde ik niet alleen de liefde voor de kerk aanwakkeren. Ook beoogde ik dat we in de bedding van de gemeenten geen noties zouden verliezen die niet inwisselbaar zijn. Heden der genade, vreze des Heeren, de heiligheid van Zijn huis als sieraad. Vreemdelingschap die onderweg naar het Vaderland niet vergeten mag worden. De soberheid (let wel, dat is iets anders dan somberheid) van de eredienst, de theologie van het kruis, de vreugde vanwege Gods geboden. De gemeente als reine bruid op de dag van Christus en onze nederige dienst in de samenleving. Dat alles vanwege een innige verbondenheid met onze getrouwe Zaligmaker.
We hebben een roeping, omdat we de kerk als geheel liefhebben
Goud van de Reformatie
Als bestuur was het ons verlangen om deze noties tot pasmunt om te smelten voor de gemeenten. Het zijn noties uit de theologie van de Reformatie, van de Nadere Reformatie – die vanouds ook in het DNA van de Gereformeerde Bond zit –, van Kohlbrugge en van het Réveil. Ik noem dit een smalle weg die een brede accolade sloeg. Een smalle weg, want we gingen haar tussen reformatorische zuil en evangelische invloeden. In een kerk die diversiteit en inclusiviteit omarmt, in een land waar de Heere Zich lijkt terug te trekken uit het openbare leven.
Dat vertolken van de theologie van de Reformatie in de taal van vandaag was het motief voor de taalkundige revisie van de kerkelijke liturgische formulieren. Opdat het oude goud uit doop- en avondmaalsformulier flonkeren blijft en harten raakt. Onnodige blokkades in het horen van de stem van de levende God hebben we weggehaald in de herziening van de Statenvertaling. Het was een project waaraan vele jaren in saamhorigheid gewerkt is. In een versnipperd kerkelijk landschap bleek dit voor de psalmberijming lastiger, al zien we vandaag tevens dat er op dit gebied hoopvolle initiatieven zijn. Als ieder oog heeft voor de poëtische gaven van de ander en bereid is eigen posities te relativeren, als we onze meningen over de ander opschorten, dan kunnen we rond het blijven zingen van de Psalmen in hedendaagse taal mooie dingen tegemoetzien. Opdat we jong en ouder woorden op de lippen leggen waarmee ze tot God kunnen gaan.
"*" geeft vereiste velden aan