De geit
Hoe achteloos begint dit gedicht: 'Ik heb met een geit staan praten.' Het lijkt het begin van een grappige vertelling. Of is de dichter misschien enigszins gestoord? Maar nee.
Ik heb met een geit staan praten.
Alleen in de wei, van het grazen zat,
en van de regen druipend nat,
stond zij aan een lijn en blaatte.
Dat gelijkblijvend blaten was aan mijn
verdriet verwant. Ik antwoordde, eerst voor
de grap, toen omdat pijn er steeds zal zijn
en maar één stem heeft, zonder onderscheid.
Die stem klonk door
in de klacht van een eenzame geit.
Uit een geit die joodse trekken heeft
klonk het klagen van alle andere pijn,
al het andere dat leeft.
Umberto Saba (1883-1957)
Vertaling: Peter Verstegen
Als we verder lezen, blijkt dat de eerste regel serieus genomen moet worden. De dichter heeft écht met een geit staan praten. Hij heeft haar niet vertederd toegesproken, maar is als het ware op gelijke hoogte gaan staan en heeft de geit geantwoord in haar eigen taal. Er was herkenning.
Naargeestig geval
Zo’n eenzame geit op een veldje aan een touw, in de stromende regen, het cirkeltje gras al lang afgegraasd – het is een hopeloos, triest en naargeestig geval. De dichter hoort de geit blaten (niet mekkeren) en dat resoneert. Het is een klacht, er zit verdriet in.
Even probeert hij nog grappig te zijn en voor de aardigheid hetzelfde geluid terug te kaatsen, maar even later wordt het een echte dialoog. Hij hoort in dat steeds herhaalde geluid iets van het verdriet dat er – volgens het Italiaans – eeuwig zal zijn, en dat zo gruwelijk monotoon is.
Daarom beantwoordt hij de geit, en zo vormen ze een duo dat een smartlap ten gehore brengt.
Dan neemt het gedicht een verrassende wending. De geit blijkt Joodse trekken te hebben! Je zou nog even aan antisemitisme kunnen denken (Italië! Fascisme!), maar niets is minder waar. De dichter was zelf Joods, hij had een Joodse moeder. Zijn naam was eigenlijk Umberto Poli, maar hij koos de naam Saba als eerbetoon aan zijn Joodse achtergrond. ‘Saba’ betekent onder andere ‘grootvader’ in het Hebreeuws; wellicht heeft het te maken met het feit dat zijn vader al voor zijn geboorte de benen had genomen. Overigens kwam Saba de Tweede Wereldoorlog betrekkelijk ongeschonden door.
Met die verwijzing naar het Joodse gezicht van de geit, gaat achter deze kleine ontmoeting als het ware een wereld open. Het is de wereld van het lijdende Joodse volk waarin alle andere pijn wordt samengebald, het leed van al wat leeft.
Met die verwijzing naar het Joodse gezicht van de geit, gaat achter deze kleine ontmoeting als het ware een wereld open. Het is de wereld van het lijdende Joodse volk waarin alle andere pijn wordt samengebald, het leed van al wat leeft. Het is het zuchten van de schepping en de mensheid (Rom. 8) dat Saba hier hoort. En onwillekeurig lees je in het gedicht (gepubliceerd in 1912) een vooruitwijzing naar de gruwelen die nog zouden komen.
Vrome uitspraak
Ik denk weleens dat christenen, vol van goede bedoelingen, het gevaar lopen dat ze de pijn, de ellende en de narigheid in de wereld niet écht onder ogen zien. Dat de gevoelde plicht om hoopvol en getuigend te zijn, hen ertoe brengt de kieren en de barsten in hun wereld zo snel mogelijk dicht te plamuren met een vrome uitspraak, een Bijbeltekst of een regel uit een lied.
Als we die neiging bij onszelf opmerken, kunnen we even terugdenken aan deze dichter en deze geit, en het gesprek dat ze samen voerden, waarin de pijn van al wat leeft tot klinken kwam.