Waar bent u naar op zoek?

blog

Is er in het gemeenteleven voldoende aandacht voor de betekenis van de doop?

Over doop (1)

Dr. Henk Dijkgraaf
Door: Dr. Henk Dijkgraaf
Doop
24-02-2025

Cijfers ontbreken, het gebeurt niet massaal maar wel steeds vaker: mensen die als kind reeds zijn gedoopt maar die zich op latere leeftijd laten overdopen. Deze ontwikkeling roept vragen op over de theologische betekenis van de doop, de invloed van individualisering en de verhouding tussen persoonlijke geloofsbeleving en de kerkelijke traditie. Waarom voelen mensen de behoefte om zich opnieuw te laten dopen? En hoe zou de kerk hierop kunnen reageren?

Mensen die zich laten overdopen doen dat om uiteenlopende redenen. Er lijken zich twee groepen af te tekenen. Tot de ene groep behoren mensen die ervan overtuigd zijn geraakt dat de kinderdoop geen bijbelse instelling is. In het Nieuwe Testament, menen zij, is er alleen sprake van geloofsdoop. Een tweede groep mensen erkent wel degelijk de geldigheid van de kinderdoop. Niettemin wensen zij zich als volwassene opnieuw te laten dopen om hun geloofskeuze op tastbare wijze te markeren. Bovendien hechten ze aan de symbolische betekenis van de doop door onderdompeling: ze laten hun oude leven achter zich en staan met Christus op in een nieuw leven.

Eénmalig heilsgebeuren

Wie zich wil laten overdopen, is aangewezen op evangelische gemeenten of pinksterkerken. De algemene overtuiging in de ‘traditionele’ kerken is dat het sacrament van de Heilige Doop dat de (kinder)doop een instelling van Christus is én dat het een éénmalig heilsgebeuren is. Daaruit volgt dat het niet aan ons is om aan die instelling naar eigen believen te gaan sleutelen. Het gaat niet aan om het sacrament in te schakelen om God nogmaals te laten beloven wat hij al eerder aan ons beloofd heeft.

In de evangelische gemeenten en in de pinksterkerken zelf wordt de term ‘overdoop’ niet gebruikt. Wanneer aan de kinderdoop geen legitimiteit wordt toegekend, kan er uit de aard der zaak van overdoop geen sprake zijn.

Keuze-cultuur

Het PKN-rapport Over dopen in de Protestantse Kerk (2012) duidt de behoefte aan overdoop als een trend die past binnen een bredere maatschappelijke context waarin autonomie en persoonlijke keuze centraal staan. “Ook het lid zijn van een gemeente is meer en meer een bewuste keuze geworden, een keuze die om markering vraagt. Bovendien is die keuze niet slechts rationeel; de mens van vandaag wil aan die keuze ook wat beleven.” In een tijd waarin het individualisme hoogtij viert en waarin mensen worden geacht mondig te zijn, past de geloofsdoop beter dan de kinderdoop waarvoor niet jijzelf maar je ouders gekozen hebben.

Deze tendens wordt nog versterkt door ouders die zelf niet vooruit willen lopen op de beslissing van hun kinderen om zich al of niet bij een geloofsgemeenschap te voegen.

Evangelische invloeden

Nu zou je kunnen beweren dat de duiding in Over dopen in de Protestantse Kerk om de overdoop te zien als – mede – een uitvloeisel van maatschappelijke en culturele ontwikkelingen, een typisch geval van framing is: de evangelische beweging deint mee op de golven van de huidige keuze- en belevingscultuur. Maar die bewering is te kort door de bocht.

Professor Miranda Klaver, hoogleraar antropologie van religie aan de VU in Amsterdam, onderzocht in haar proefschrift This is my Desire (2011) de nadruk die evangelische en pinksterkerken leggen op persoonlijke geloofsbeleving en individuele keuzes. Zij kwam tot de conclusie dat in deze geloofsgemeenschappen emotioneel geladen ervaringen een belangrijke rol spelen die gelovigen helpen hun verbondenheid met God ervaren. Iedereen die weleens een dienst in een evangelische gemeente heeft meegemaakt, is getuige geweest van hoe lofprijzing en aanbidding, het gebruik van moderne media en het afleggen persoonlijke getuigenissen een sterk beroep doen op de emoties. Het inspelen op de behoefte aan persoonlijke beleving, authenticiteit en individuele expressie plaatst Klaver, net als het eerder genoemde PKN-rapport, in het kader van moderne trends als individualisering en de subjectivering van religie.

Een vraag aan de kerk

Reeds aan het einde van de negentiende eeuw betoogde Abraham Kuyper in zijn verklaring van de Heidelbergse Catechismus (E Voto Dordraceno): Wie de doop afhankelijk stelt van een persoonlijk geloofsmoment, plaatst de mens in het middelpunt in plaats van Gods soevereine genade.” Korter en krachtiger laat het gereformeerde belijden van de doop zich nauwelijks verwoorden. De gereformeerde theologie heeft altijd onderstreept dat de doop drie belangrijke aspecten verzegelt:

  • de beloften van het genadeverbond
  • de inlijving in Christus en Zijn gemeente als Zijn lichaam
  • het begraven worden met Christus in Zijn dood en opstanding tot een nieuw leven

Functioneren deze aspecten van de doop ook in de gemeente van Christus? Het rapport Over dopen in de Protestantse Kerk constateert dat het in de gemeenten vaak ontbreekt aan kennis over de betekenis van de doop. Het stelt daarom de vraag of “in het gemeenteleven wel voldoende aandacht is voor wat het betekent een gemeente van gedoopten te zijn. Terwijl de doop juist de belofte van Gods liefde en genade inhoudt, een belofte die je je hele leven met je mee mag dragen. Veel kerkgangers die als kind gedoopt zijn, ervaren in hun geloofsleven niet dat in de eredienst daaraan herinnerd wordt of dat er op die belofte met regelmaat een appel wordt gedaan.”

Van prediking tot huisgodsdienst

Of deze vraag al of niet terecht is, is niet met een generaliserend ja of nee te beantwoorden. Maar de vraag verdient het ter harte genomen te worden, zowel waar het gaat over de prediking, de catechese of de geloofsgeprekken van ouders met hun kinderen. Er zijn doopdiensten waarin, nadat de doopplechtigheid is voltrokken, een preek klinkt waarin de doop vervolgens in het geheel niet meer ter sprake komt. Maar een doopdienst waar in de Woordverkondiging de betekenis van de doop niet op de een of andere manier een centrale plek heeft, miskent de gereformeerde – en lutherse – notie dat Woord en sacrament een eenheid vormen. Of veel kinderen die al jaren ter catechisatie gaan in welgekozen bewoordingen kunnen aangeven wat de betekenis van de doop is – in het algemeen en voor hen persoonlijk – is maar zeer de vraag. Nu mag je welgekozen bewoordingen van kinderen misschien ook niet verwachten. Maar we kunnen hen ze die wel aanleren. Wat zou het een winst opleveren als onze kinderen deze cruciale passage uit het Doopsformulier uit hun hoofd zouden kunnen opzeggen:

  • Als wij gedoopt worden in de Naam van de Vader, betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht en ons tot Zijn kinderen aanneemt. Daarom wil Hij ons met al het goede verzorgen, al het kwade van ons weren of dat kwade voor ons doen meewerken ten goede.

  • Als wij gedoopt worden in de Naam van de Zoon, verzegelt ons de Zoon dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden en ons in de gemeenschap van Zijn doop en opstanding inlijft. Zo worden wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend.

  • Als wij gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament, dat Hij in ons wonen wil en ons tot leden van Christus heiligen wil. Zo wil Hij ons schenken wat in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij uiteindelijk in de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven geheel rein een plaats zullen ontvangen.

In deze passage zit zoveel theologie dat je er gemakkelijk een heel catechisatieseizoen mee kunt vullen. Neem alleen al deze theologische thema’s: het verbond der genade, de voorzienigheid, de afwassing van onze zonde, de gemeenschap met Christus’ dood en opstanding, de rechtvaardiging, de inwoning van de Heilige Geest, de dagelijkse bekering, de uitverkiezing en het eeuwige leven.
Het is alsof deze theologische thema’s ons bijna de hele Romeinenbrief in trefwoorden aanbieden. Dit catechetisch onderwijs zou nog meer in het bewustzijn van onze kinderen kunnen indalen als het een vervolg kreeg in de gesprekken aan de keukentafel en als het bijbellezen na de maaltijd hierop werd afgestemd. Dit vraagt inderdaad het een en ander van catecheten en ouders maar hier geldt wat in het onderwijs weleens wordt opgemerkt over dagopeningen: de docent die ze goed voorbereidt, heeft zelf de eerste zegen al binnen.

We zagen al dat de overdoop geen nieuw verschijnsel is. Reeds aan het begin van de dertiger jaren van de zestiende eeuw werd ze bepleit door de wederdopers. We zullen zien dat hun bezwaren een gereformeerde theoloog zouden stimuleren om het gewicht van de doop als nooit tevoren in het licht te stellen.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Dr. Henk Dijkgraaf
Dr. Henk Dijkgraaf

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.